ECLI:NL:RBZWB:2025:206
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen en dwangsombeschikking in belastingzaak
Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De belanghebbende had beroep ingesteld omdat hij meende dat de heffingsambtenaar niet tijdig had beslist op zijn aanvraag van 13 februari 2024 en op zijn verzoek om een dwangsom van 17 juli 2024. De rechtbank oordeelde dat het beroep wegens niet tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk was. Dit was het geval omdat de heffingsambtenaar op 31 maart 2024 al een beschikking had afgegeven, waarmee op de aanvraag was beslist. De rechtbank stelde vast dat de brief van de belanghebbende van 13 februari 2024 als een aanvraag moest worden aangemerkt, en dat de heffingsambtenaar dus tijdig had beslist.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het beroep dat betrekking had op de dwangsombeschikking kennelijk ongegrond was. De heffingsambtenaar had immers een dwangsombeschikking afgegeven, en het procesbelang van de belanghebbende was daarmee komen te vervallen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.