ECLI:NL:RBZWB:2025:2071
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken machtiging gemachtigde
Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 380.000 per 1 januari 2022 en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. Het bezwaar van de belanghebbende werd op 8 december 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank behandelde het beroep op 26 maart 2025, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren. Tijdens de zitting bleek dat de gemachtigde geen machtiging kon overleggen waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens de belanghebbende beroep in te stellen. De rechtbank had eerder op 9 januari 2025 om deze machtiging verzocht, maar hierop was niet gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. De belanghebbende kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.