In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende behandeld, die stelt dat de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Het bezwaarschrift is op 13 september 2023 ingediend, en de heffingsambtenaar had uiterlijk op 31 december 2023 moeten beslissen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft de belanghebbende de heffingsambtenaar op 5 januari 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bepaalt dat de heffingsambtenaar binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast stelt de rechtbank de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,- en bepaalt dat de heffingsambtenaar wettelijke rente moet betalen over dit bedrag vanaf 26 april 2024 tot de datum van volledige betaling. De rechtbank wijst ook de verzoeken van de belanghebbende om vergoeding van griffierecht en proceskosten toe, waarbij de heffingsambtenaar € 453,50 aan proceskosten moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.