ECLI:NL:RBZWB:2025:210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
BRE-24_1848
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur indienen en gebrek aan ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland beoordeeld. De belanghebbende had op 22 februari 2024 beroep ingesteld, omdat hij meende dat de heffingsambtenaar niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de WOZ-beschikking van 1 mei 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling die de belanghebbende op 6 december 2023 heeft verzonden, prematuur was. De beslistermijn voor de heffingsambtenaar eindigde op 31 december 2023, en de ingebrekestelling was dus te vroeg verzonden.

De rechtbank legt uit dat een ingebrekestelling aan bepaalde eisen moet voldoen om als zodanig te worden erkend. De e-mail die de belanghebbende op 16 februari 2024 naar de heffingsambtenaar heeft gestuurd, voldoet niet aan deze eisen, omdat deze niet duidelijk maakt dat de belanghebbende aandringt op een beslissing. Bovendien was de termijn van twee weken voor het indienen van beroep nog niet verstreken op het moment dat de belanghebbende zijn beroep indiende. Hierdoor kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De heffingsambtenaar blijft echter verplicht om een beslissing op het bezwaar te nemen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1848

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van 22 februari 2024 dat belanghebbende heeft ingesteld, omdat de heffingsambtenaar volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 1 mei 2023 tegen de WOZ-beschikking met kenmerk [aanslagnummer].
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk?
3. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. De heffingsambtenaar moet op het bezwaarschrift beslissen in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen. [2] In dat geval eindigde de beslistermijn op 31 december 2023. Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar op 6 december 2023 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Deze ingebrekestelling is dus prematuur.
3.1.
Bij brief van 21 december 2023 heeft de heffingsambtenaar de beslistermijn verdaagd met zes weken. [3] De beslistermijn eindigde daarmee op 11 februari 2024.
3.2.
Op 16 februari 2024 heeft belanghebbende een e-mail gezonden aan de heffingsambtenaar. Deze e-mail kan niet aangemerkt worden als een ingebrekestelling. Om als ingebrekestelling aangemerkt te kunnen worden is vereist dat het geschrift voldoende duidelijk maakt dat (i) op welke aanvraag het betrekking heeft, (ii) dat de belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist, en (iii) dat de belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen. [4] In de e-mail van belanghebbende wordt niet aangedrongen om alsnog een beslissing te nemen. Belanghebbende stelt in zijn e-mail alleen dat de termijn voor het doen van uitspraak is verstreken, dat hij nog geen uitspraak heeft ontvangen en dat hij derhalve naar de rechtbank zal gaan.
3.3.
Maar ook als deze e-mail wel aan de eisen zou voldoen, is belanghebbende te vroeg in beroep gegaan. De termijn van twee weken was namelijk nog niet voorbij toen belanghebbende beroep indiende.
3.4.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Voorgaande neemt niet weg dat de heffingsambtenaar gehouden is om een beslissing op het bezwaar te nemen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 17 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 236 van de Gemeentewet.
3.Artikel 7:10, lid 3 van de Awb maakt dit mogelijk.
4.Zie ook Hoge Raad 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1124.