ECLI:NL:RBZWB:2025:210
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur indienen en gebrek aan ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland beoordeeld. De belanghebbende had op 22 februari 2024 beroep ingesteld, omdat hij meende dat de heffingsambtenaar niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de WOZ-beschikking van 1 mei 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling die de belanghebbende op 6 december 2023 heeft verzonden, prematuur was. De beslistermijn voor de heffingsambtenaar eindigde op 31 december 2023, en de ingebrekestelling was dus te vroeg verzonden.
De rechtbank legt uit dat een ingebrekestelling aan bepaalde eisen moet voldoen om als zodanig te worden erkend. De e-mail die de belanghebbende op 16 februari 2024 naar de heffingsambtenaar heeft gestuurd, voldoet niet aan deze eisen, omdat deze niet duidelijk maakt dat de belanghebbende aandringt op een beslissing. Bovendien was de termijn van twee weken voor het indienen van beroep nog niet verstreken op het moment dat de belanghebbende zijn beroep indiende. Hierdoor kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De heffingsambtenaar blijft echter verplicht om een beslissing op het bezwaar te nemen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.