Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Westelijke Schelderijnweg te Rilland op 11 juni 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene aanwezig, evenals de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze.
De gemachtigde voerde aan dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden en dat de verbalisant onvoldoende had onderbouwd waarom dit niet mogelijk was. De kantonrechter oordeelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter benadrukte dat de boete terecht was opgelegd, omdat de verbalisant had afgezien van staandehouding vanwege een illegale rave-party op de pleeglocatie, wat een redelijke keuze was om escalatie te voorkomen.
De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 februari 2025, en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.