ECLI:NL:RBZWB:2025:2128

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11249616 MB VERZ 24-642
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke bebording

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, aangeduid met bord E1, op de Hellingbaan te Vlissingen op 8 augustus 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 21 februari 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat er geen bewijs is dat de bebording op het moment van de controle aanwezig was. De gemachtigde verwees naar een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden ter ondersteuning van zijn standpunt. De officier van justitie heeft geen aanvullende stukken overgelegd die de aanwezigheid van de bebording bevestigen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete opgelegd aan betrokkene terugbetaald. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11249616 \ MB VERZ 24-642
CJIB-nummer : 7062 5422 6023 6412
uitspraakdatum : 21 februari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Hellingbaan te Vlissingen op 8 augustus 2023 om 19:55 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene bestrijdt dat ter zake een bord E1 met zonale werking is gepasseerd. Uit het dossier is niet gebleken dat kort voor aanvang van de controle de bebording is gecontroleerd. Ter onderbouwing verwijst betrokkene naar een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:7804). Betrokken reed via de Willem Ruysstraat de Hellingbaan op. Het ligt op de weg van de officier van justitie een schouwrapport in het geding te brengen. Gemachtigde stelt dat artikel 13a lid 2 Wahv in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en verwijst naar het betoog in de bijlage. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan verder niets toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er zijn geen (nadere) stukken waaruit de aanwezigheid van de bebording blijkt. Hierdoor kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.

Overwegingen

Betrokkene heeft de gevolgde route aangegeven, maar de officier van justitie heeft geen (nadere) stukken overgelegd waaruit de aanwezigheid van bebording blijkt.
Hierdoor kan de kantonrechter niet vaststellen of er sprake was van deugdelijke bebording ten tijde van de vermeende gedraging. Dit betekent dat niet met voldoende zekerheid vast staat dat de gedraging is verricht. Het beroep is dan ook gegrond.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 119,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: