ECLI:NL:RBZWB:2025:2166

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
BRE - 22 _ 5342 GHK
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beslissing RC
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing geheimhoudingskamer inzake verzoek om geheimhouding van belastingstukken

Op 14 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een zaak betreffende een verzoek om geheimhouding van stukken door de inspecteur van de Belastingdienst. Het verzoek was ingediend in het kader van een belastingzaak waarbij belanghebbende, een B.V., betrokken was. De inspecteur had een aantal documenten ingediend en verzocht om geheimhouding op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de geheimgehouden stukken 39 documenten omvatten, waarvan de redenen voor geheimhouding onder andere betrekking hadden op controlestrategieën, persoonlijke werkaantekeningen en de privacy van belastingambtenaren.

De rechtbank heeft de inspecteur de mogelijkheid geboden om aan te geven of belanghebbende akkoord ging met de geheimhouding. Belanghebbende heeft echter niet gereageerd op de verzoeken van de rechtbank, wat leidde tot de veronderstelling dat zij niet akkoord ging met de geheimhouding. De geheimhoudingskamer heeft vervolgens de redenen voor geheimhouding van de inspecteur afgewogen tegen het belang van belanghebbende bij kennisname van de stukken. De rechtbank heeft geoordeeld dat in veel gevallen de redenen voor geheimhouding zwaarder wogen dan het belang van belanghebbende, en heeft het verzoek om geheimhouding grotendeels toegewezen. De rechtbank heeft echter ook enkele delen van de stukken vrijgegeven, waar geen gewichtige redenen voor geheimhouding voorhanden waren.

De beslissing is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze beslissing kan alleen hoger beroep worden ingesteld tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5342
beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., statutair gevestigd te [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Het verzoek

1. De inspecteur heeft, met dagtekening 16 februari 2023, een verweerschrift met daarbij gevoegd twee usb-sticks waarop stukken staan, ingediend en daarbij een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gedaan. De inspecteur heeft vervolgens bij de brief met dagtekening 28 februari 2023 een gesloten envelop overgelegd met daarin stukken die volgens de inspecteur integraal geheimgehouden moeten worden. In de gesloten envelop is een voorblad bijgevoegd waarop de redenen van geheimhouding per stuk staan vermeld. Bij de brief van 28 februari 2023 heeft de inspecteur een aangepaste versie van dit voorblad verstrekt omdat op het voorblad in de gesloten envelop onder meer namen van zijn collega’s staan vermeld, die de inspecteur ook geheim wil houden.
1.1.
De geheimgehouden stukken bestaan uit 39 documenten. De redenen voor geheimhouding, die op het voorblad per document staan vermeld, zijn – in de kern – als volgt te omschrijven:
controlestrategie;
persoonlijke werkaantekeningen;
interne oordeelsvorming;
privacy van belastingambtenaren en derden.
1.2.
De rechtbank heeft een afschrift van het verweerschrift , een afschrift van de brief van 28 februari 2023 en een afschrift van het aangepaste voorblad aan de toenmalige gemachtigde van belanghebbende verstrekt.
1.3.
De rechtbank heeft vervolgens bij aangetekende brief van 15 maart 2023 een afschrift van het verweerschrift, een usb-stick, een afschrift van de brief van 28 februari 2023 en een afschrift van het aangepaste voorblad per aangetekende post aan de toenmalige gemachtigde van belanghebbende toegezonden. In die brief heeft de rechtbank belanghebbende verzocht om aan te geven of zij akkoord gaat met geheimhouding van de stukken. Indien zij niet akkoord gaat met geheimhouding heeft de rechtbank belanghebbende verzocht om aan te geven wat haar belang is bij kennisname van de stukken. Ook is haar verzocht om aan te geven of zij een zitting van de geheimhoudingskamer op prijs stelt. De toenmalige gemachtigde van belanghebbende heeft zich bij brief met dagtekening 6 april 2023 teruggetrokken als gemachtigde en de usb-stick aan de rechtbank geretourneerd. De rechtbank heeft de hiervoor genoemde brief met betrekking tot de geheimhouding op 19 april 2023 per aangetekende post aan belanghebbende gezonden. De aangetekende brief heeft de rechtbank op 24 april 2023 ongeopend retour ontvangen. De rechtbank heeft de brief op 1 oktober 2024 opnieuw per aangetekende post en gewone post aan belanghebbende toegezonden. De rechtbank heeft de aangetekende brief wederom ongeopend retour ontvangen. De griffier heeft gepoogd om te achterhalen of een ander adres bekend is dan het door de voormalige gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres – wat gecontroleerd is door de griffier en overeenkomt met de KvK-gegevens – en dat is niet het geval. Tot op heden heeft belanghebbende niet gereageerd.

Overwegingen

Geen zitting
2. Nu belanghebbende in het geheel niet heeft gereageerd, gaat de geheimhoudingskamer ervan uit dat belanghebbende niet akkoord gaat met geheimhouding en ook dat zij geen zitting wenst. De geheimhoudingskamer ziet ook overigens geen aanleiding voor een zitting. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [1] De geheimhoudingskamer heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat de gemachtigde van belanghebbende niet heeft verzocht om een zitting, nadat de rechtbank haar de mogelijkheid had geboden om te melden of zij prijs stelt op een zitting.
Kader voor beoordeling artikel 8:29 van de Awb
3. De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb, brengt niet automatisch mee dat die stukken (volledig) aan de andere partij ter kennis moeten worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
3.1.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door een partij worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).
3.2.
Uit de toelichting van de inspecteur begrijpt de rechtbank dat de inspecteur verzoekt om toepassing van variant a.
3.3.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
4. De geheimhoudingskamer heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de geheimgehouden stukken (veronderstellend dat deze onderdeel zijn van stukken die op de zaak betrekking hebben in de zin van artikel 8:42 van de Awb) en de stukken van de hoofdzaak en heeft de geheimgehouden stukken onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de inspecteur om die stukken integraal geheim te houden. Bij de waarborging van de belangen van belanghebbende heeft de geheimhoudingskamer meegewogen dat in het onderhavige geval geen sprake is van overgelegde stukken waarin bepaalde passages onleesbaar zijn gemaakt, maar van integraal geheimgehouden stukken. Die omstandigheid brengt mee dat belanghebbende in verregaande mate is beperkt in zijn mogelijkheden om zich uit te laten over zijn belangen met betrekking tot kennisname van de geheimgehouden stukken. Gelet daarop is de geheimhoudingskamer van oordeel dat van belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden gevraagd dat hij aannemelijk maakt dát hij belang heeft bij kennisname van de geheimgehouden stukken. Het bestaan van dat belang moet worden aangenomen. Vervolgens is aan de orde de vraag of de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding zwaarder wegen dan het veronderstelde belang van belanghebbende.
Het voorblad bij de geheimgehouden stukken
4.1.
De geheimhoudingskamer stelt voorop dat het voorblad een overzicht is van de daarna ingestuurde stukken met de bestandsnaam weergegeven en waarbij per stuk een korte omschrijving is opgenomen. Dat de inspecteur dit opstelt, aan de rechtbank én de wederpartij verstrekt is wel zo efficiënt, in plaats van alleen 39 stukken in te sturen zonder overzicht. Echter in het eerst ontvangen overzicht van de inspecteur stonden – naar de geheimhoudingskamer later begreep per abuis – in de weergegeven titels van de door de inspecteur geheimgehouden stukken, ook de namen van belastingambtenaren waarvan de inspecteur dus in de bronstukken ook om geheimhouding verzoek. Dat heeft de inspecteur zich ook gerealiseerd en de inspecteur heeft zodoende nog een overzicht aan de geheimhoudingskamer gestuurd, inhoudelijk exact gelijk maar waarbij de specifieke namen van belastingambtenaren zijn weggehaald. Dat laatste overzicht is aan belanghebbende toegezonden maar het verder exact gelijke overzicht zonder namen, niet.
4.2.
Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer maakt dit overzicht van de stukken op zichzelf bezien geen onderdeel uit van de geheimhoudingsprocedure. Het is alleen een overzicht van de geheimgehouden stukken en maakt dus geen onderdeel uit van het geschil tussen partijen over de vraag welke stukken geheim mogen worden gehouden. De geheimhoudingskamer zal het overzicht waarin de namen van belastingambtenaren staan terugsturen. Belanghebbende heeft dus alleen het overzicht van de stukken ontvangen zonder de namen van belastingambtenaren daarop genoemd.
4.3.
De geheimhoudingskamer merkt ten overvloede op dat ook als dit overzicht van de stukken wel op zichzelf beschouwd als zaakstuk zou moeten worden aangemerkt, het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer aanzienlijk zwaarder zou wegen dan het belang dat belanghebbende heeft hebben bij kennisneming van deze gegevens nu het alleen om namen van ambtenaren gaat.
Algemeen
4.4.
De geheimhoudingskamer stelt het volgende voorop. Hoewel de inspecteur verzoekt om bepaalde stukken integraal geheim te mogen houden, heeft zij wel toestemming gegeven om aan belanghebbende het hiervoor genoemde overzicht – de versie zonder namen – te verstrekken. Op dat overzicht staan de titels opgenomen van de 39 stukken waarvan geheimhouding wordt verzocht met een korte omschrijving per stuk. Uit die titels en omschrijvingen – die dus bekend zijn bij beide partijen – valt informatie op te maken en in het hiernavolgende sluit de geheimhoudingskamer nauwgezet aan bij deze bij beide partijen bekende informatie over de stukken om helder te maken waar het over gaat.
Vergaderingen augustus 2019
4.5.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat de geheimgehouden stukken die op het voorblad zijn vermeld onder nummers 1 tot en met 9 verband houden met, zo blijkt uit de omschrijving die bekend is tussen partijen, vergaderingen in augustus 2019 die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan het boekenonderzoek. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding grond A (zie 1.1) aangevoerd voor de stukken met nummers 1 tot en met 6 en grond B voor de stukken met nummers 7 tot en met 9 (zie 1.1).
4.6.
De geheimhoudingskamer constateert dat stukken diverse specifieke bevindingen aangaande belanghebbende en (vermoedelijk) aan haar gelieerde (rechts)personen bevatten, alsmede controlestrategie en persoonlijke aantekeningen in dat kader van de betrokken belastingambtenaren. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat de hiervoor genoemde stukken, ook in onderlinge samenhang bezien, stukken zijn die integraal zijn aan te merken als (controle-/)tactische en strategische overwegingen, dan wel persoonlijke werkaantekeningen die daarmee verband houden. Dergelijke overwegingen hebben betrekking op de effectiviteit van het door de Belastingdienst uit te oefenen toezicht op de naleving van belastingwetten. [2] Het belang van de effectiviteit van dit toezicht weegt naar het oordeel van de geheimhoudingskamer zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze stukken. Ten aanzien van de stukken met nummers 1 tot en met 9 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding ten aanzien van deze stukken wordt toegewezen.
Overige vergaderingen
4.7.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat de stukken die op het voorblad zijn vermeld onder de nummers 11, 12A en 12B [3] , 21, 25 en 26 verband houden met de “
[onderwerp] ”. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding van de stukken met nummers 11, 12A, 12B, 21 en 25 grond A (zie 1.1) aangevoerd en voor het stuk met nummer 26 grond B (zie 1.1).
4.8.
De geheimhoudingskamer constateert dat de het stuk met nummer 11 twee e-mails en de bij deze e-mails gevoegde bijlagen bevat.
4.9.
De eerste bijlage betreft de uitnodiging voor de vergadering en een
draft agenda. De tweede bijlage betreft ook een agenda voor een vergadering. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat deze twee stukken geheimgehouden mogen worden.
Dat is anders voor een gedeelte van de twee e-mails waarbij deze twee stukken gevoegd zijn (bijlage 11, pagina 1 met daarop weergegeven twee e-mails). Met uitzondering van de namen en e-mailadressen, bevatten de e-mails geen informatie die naar zijn aard aanleiding kan zijn voor geheimhouding.
De geheimhoudingskamer merkt op dat de begeleidende e-mails ogenschijnlijk geen informatie bevatten met enige inhoudelijk relevantie. De geheimhoudingskamer merkt nogmaals op dat zij voor deze procedure
veronderstelddat belanghebbende belang heeft bij kennisneming van deze stukken. Ten aanzien van de twee e-mails opgenomen in stuk 11, is dus met uitzondering van namen en e-mailadressen geen sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen.
4.10.
De geheimhoudingskamer constateert dat het stuk met nummer 12A een e-mail en de bij deze e-mail gevoegde bijlagen bevat. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat de ook in de hiervoor genoemde stukken gegevens staan die integraal zijn aan te merken als (controle-/)tactische en strategische overwegingen. Dergelijke overwegingen hebben betrekking op de effectiviteit van het door de Belastingdienst uit te oefenen toezicht op de naleving van belastingwetten. [4] Het belang van de effectiviteit van dit toezicht weegt naar het oordeel van de geheimhoudingskamer zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze stukken. Ten aanzien van de stukken met nummers 12A en 12B is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding ten aanzien van deze stukken wordt toegewezen.
4.11.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk met nummer 21 een PowerPointpresentatie is ten behoeve van een vergadering. Alleen op pagina 2 staat gedeeltelijk informatie die is aan te merken als een weergave van feiten of informatie die naar zijn aard geen aanleiding kan zijn voor geheimhouding. Specifiek en alleen betreft het pagina 2 en dan precies de onderste helft van de pagina wat een feitelijke weergave betreft. De geheimhoudingskamer is voor het overige van oordeel dat de belangen van de inspecteur om het stuk geheim te houden in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van belanghebbende om kennis te nemen van dit stuk. Dit stuk bevat in het geheel bezien – met uitzondering van alleen het gedeelte op pagina 2 hiervoor genoemd – naar het oordeel van de geheimhoudingskamer informatie die is aan te merken als (controle-/)tactische en strategische overwegingen. Dergelijke overwegingen hebben betrekking op de effectiviteit van het door de belastingdienst uit te oefenen toezicht op de naleving van belastingwetten. [5] Het belang van de effectiviteit van dit toezicht weegt naar het oordeel van de geheimhoudingskamer in dit geval ook zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van dit stuk. Ten aanzien van het stuk met nummer 21 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen, met uitzondering van één bepaald gedeelte hiervoor exact omschreven. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van het stuk met nummer 21 gedeeltelijk wordt toegewezen en wel voor alles behalve de onderste helft van pagina 2.
4.12.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk met nummer 25 een
draft agendais. Hiervoor geldt gelet op de inhoud hetzelfde als voor de andere agenda genoemd onder 4.8 en deze mag geheim worden gehouden. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van het stuk met nummer 25 wordt toegewezen.
4.13.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk met nummer 26 aantekeningen van een belastingambtenaar ter voorbereiding op een vergadering betreft. Het belang van de inspecteur om zijn eigen gedachten te vormen, zonder dat de wederpartij daarvan kennis neemt, weegt naar het oordeel van de geheimhoudingskamer zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze gedachten in de vorm van aantekeningen. Ten aanzien het stuk met nummer 26 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van het stuk met nummer 26 wordt toegewezen.
E-mails en aantekeningen
4.14.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat de stukken die op het voorblad zijn vermeld onder nummers 10, 13 tot en met 20, 23 en 24 interne e-mails en aantekeningen betreffen van belastingambtenaren. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding grond A (zie 1.1) aangevoerd voor de stukken met nummers 10, 15 en 18 tot en met 20, grond B (zie 1.1) voor het stuk met nummer 13, grond C (zie 1.1) voor de stukken met nummers 16 en 17 en grond A en C voor het stuk met nummer 14.
4.15.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat deze e-mails en aantekeningen hoofdzakelijk (een verslaglegging van) intern beraad en afspraken bevatten over de te volgen werkwijze ten aanzien van het onderzoek met betrekking tot belanghebbende. Het belang van vrije bepaling van procespositie kan een belang zijn dat geheimhouding van stukken op grond van artikel 8:29 van de Awb kan rechtvaardigen. [6] Dat kan anders zijn indien de inhoud van die stukken ook bijvoorbeeld niet aan belanghebbende bekende feitelijke informatie bevat, waardoor het (verdedigings)belang van belanghebbende in gedrang zou kunnen komen, maar dat is de geheimhoudingskamer hier niet gebleken. Gelet op de aard van de e-mails en aantekeningen, is de geheimhoudingskamer van oordeel dat deze door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen voor de e-mails en aantekeningen onder nummers 10 tot en met 20, 23 en 24 aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van de e-mails en aantekeningen, omdat ook de inspecteur recht heeft op vrijheid en vertrouwelijkheid van intern beraad en intercollegiale toetsing. Ten aanzien van de stukken met deze nummers is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding ten aanzien van deze stukken wordt toegewezen.
Notulen videoconferentie 5 oktober 2020
4.16.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk dat op het voorblad is vermeld onder nummer 22 een e-mail betreft met een bijlage waarin de notulen van een videoconferentie zijn opgenomen. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding van deze stukken grond A (zie 1.1) aangevoerd.
4.17.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat de notulen – in de kern weergegeven – diverse specifieke bevindingen van de betrokken ambtenaren aangaande met name belanghebbende bevatten. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat de gegevens in dit stuk integraal zijn aan te merken als (controle-/)tactische en strategische overwegingen. Dergelijke overwegingen hebben betrekking op de effectiviteit van het door de belastingdienst uit te oefenen toezicht op de naleving van belastingwetten. [7] Het belang van de effectiviteit van dit toezicht weegt naar het oordeel van de geheimhoudingskamer in dit geval zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze stukken. Ten aanzien van het stuk met nummer 22 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding ten aanzien van het stuk met nummer 22 wordt toegewezen.
Conceptversies van controlerapporten
4.18.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat de stukken die op het voorblad zijn vermeld onder nummers 27, 28 en 29 conceptversies van het controlerapport betreffen, waarop op- en aanmerkingen zijn geplaatst door belastingambtenaren. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding van deze stukken grond C (zie 1.1) aangevoerd.
4.19.
De geheimhoudingskamer constateert dat belanghebbende beschikt over de definitieve versie van het controlerapport. Belanghebbende heeft dus kennis van een groot deel van de aard en inhoud van de stukken met nummers 27, 28 en 29, met uitzondering van de op- en aanmerkingen van de belastingambtenaren en aanpassingen om tot het definitieve rapport te komen. Het gaat dus in deze procedure alleen om die op- en aanmerkingen van de belastingambtenaren op de concepten en de aanpassingen. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van de inspecteur bij vertrouwelijkheid van deze op- en aanmerkingen op het controlerapport en de mogelijkheid om zijn eigen gedachten te vormen en intercollegiaal te laten toetsen, de mogelijkheid om een concept te schrijven en nog aan te passen, en dit zonder dat de wederpartij dit ook kan lezen, zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van conceptversies met op- en aanmerkingen. Ten aanzien van de stukken met nummers 27, 28 en 29 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de stukken met nummers 27, 28 en 29 wordt toegewezen.
Aantekeningen van een belastingambtenaar
4.20.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk dat op het voorblad is vermeld onder nummer 30 correspondentie tussen belastingambtenaren bevat en het stuk dat op het voorblad is vermeld onder nummer 31 voorbereidingsaantekeningen van een belastingambtenaar bevat. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding van deze stukken gronden B respectievelijk C (zie 1.1) aangevoerd.
4.21.
De geheimhoudingskamer constateert dat de correspondentie en voorbereidingsaantekeningen het karakter van intern beraad dragen, waarbij (controle)strategie wordt besproken of uiteengezet. Het is de geheimhoudingskamer niet gebleken dat de stukken niet aan belanghebbende bekende feitelijke informatie bevatten, waardoor het (verdedigings)belang van belanghebbende in gedrang zou kunnen komen. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van de inspecteur bij vertrouwelijkheid van dit intern beraad en de mogelijkheid om zijn eigen gedachten te vormen zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze correspondentie en voorbereidingsaantekeningen. Ten aanzien van de stukken met nummers 30 en 31 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de stukken met nummers 30 en 31 wordt toegewezen.
Verslag en aantekeningen ten behoeve van de invordering
4.22.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat de stukken die op het voorblad zijn vermeld onder nummers 32, 33, 34 een verslag en aantekeningen van belastingambtenaren betreffen ten behoeve van de invordering. Bij het stuk met nummer 32 is ook een brief van 14 augustus 2020 gericht aan de (toenmalig) gemachtigde van belanghebbende gevoegd. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding van de stukken met nummers 32 en 33 grond A (zie 1.1) aangevoerd en voor het stuk met nummer 34 grond B (zie 1.1).
4.23.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het verslag en de aantekeningen het karakter van intern beraad dragen, waarbij (invorderings-)strategie wordt besproken. Het is de geheimhoudingskamer niet gebleken dat de stukken niet aan belanghebbende bekende feitelijke informatie bevatten, waardoor het (verdedigings)belang van belanghebbende in gedrang zou kunnen komen. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van de inspecteur bij vertrouwelijkheid van dit intern beraad en de mogelijkheid om zijn eigen gedachten te vormen en intercollegiaal te toetsen zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze correspondentie en voorbereidingsaantekeningen. Dat geldt niet voor de brief van 14 augustus 2020 die bij het stuk met nummer 32 is gevoegd. Dat is geen geheim te houden stuk nu het een verstuurde brief aan de gemachtigde van belanghebbende zelf is, ten behoeve van belanghebbende; het komt de geheimhoudingskamer voor dat deze brief mogelijk per abuis tussen de geheim te houden stukken zit. Het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de stukken met nummers 32, 33 en 34 wordt toegewezen met uitzondering van de verstuurde brief aan de gemachtigde van belanghebbende van 14 augustus 2020.
Notitie vaktechnisch coördinator
4.24.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk dat op het voorblad is vermeld onder nummer 35 een notitie van een vaktechnisch coördinator gericht aan belastingambtenaren betreft. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding van het stuk gronden A en C aangevoerd.
4.25.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat ook de notitie het karakter van intern beraad draagt, waarbij (controle)strategie wordt besproken. Het is de geheimhoudingskamer niet gebleken dat de stukken niet aan belanghebbende bekende feitelijke informatie bevatten, waardoor het (verdedigings)belang van belanghebbende in gedrang zou kunnen komen. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van de inspecteur bij vertrouwelijkheid van dit intern beraad en de mogelijkheid om zijn eigen gedachten te vormen zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze notitie. Ten aanzien van het stuk met nummer 35 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van het stuk met nummer 35 wordt toegewezen.
Stukken over fiscale gevolgen
4.26.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat de stukken die op het voorblad zijn vermeld onder nummers 36 en 37 verslagen betreffen van de fiscale gevolgen voor de omzetbelasting van de verkopen van belanghebbende. Het verslag onder nummer 37 is de Engelse vertaling van het verslag onder nummer 36. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding van het stuk gronden B en C aangevoerd.
4.27.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat de verslagen integraal het karakter van intern beraad dragen, waarbij de fiscale gevolgen van de casus van belanghebbende worden besproken en (controle)strategie wordt bepaald. Het is de geheimhoudingskamer niet gebleken dat de stukken niet aan belanghebbende bekende feitelijke informatie bevatten, waardoor het (verdedigings)belang van belanghebbende in gedrang zou kunnen komen.
De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van de inspecteur bij vertrouwelijkheid van dit intern beraad en het bepalen van zijn (controle)strategie zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze verslagen. Ten aanzien van de stukken met nummers 36 en 37 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de stukken met nummers 36 en 37 wordt toegewezen.
Stuk getiteld “ [titel] .pdf”met omschrijving: [omschrijving]
4.28.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk dat op het voorblad is vermeld onder nummer 38 een verslag van een analyse betreft. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding van het stuk grond C (zie 1.1) aangevoerd.
4.29.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk integraal het karakter van intern beraad draagt, waarbij verschillende bevindingen worden besproken. Het is de geheimhoudingskamer niet gebleken dat de stukken niet aan belanghebbende bekende feitelijke informatie bevatten, waardoor het (verdedigings)belang van belanghebbende in gedrang zou kunnen komen. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van de inspecteur bij vertrouwelijkheid van dit intern beraad zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van dit verslag. Ten aanzien van het stuk met nummer 38 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen.. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van het stuk met nummer 38 wordt toegewezen.
Stuk getitel: “attachment 1-1.pdf”, omschrijving: “contactgegevens [belanghebbende] en gelieerde bedrijven”
4.30.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk dat op het voorblad is vermeld onder nummer 39 een overzicht van contactgegevens betreft. De inspecteur heeft als reden voor het verzoek om geheimhouding van het stuk gronden B en D (zie 1.1) aangevoerd.
4.31.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat het stuk gegevens van belanghebbende, (ogenschijnlijk) derden en mogelijk ook gelieerde partijen bevat. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van bescherming van persoonsgegevens en belangen van derden in dit geval zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze gegevens. Ten aanzien van het stuk met nummer 39 is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van het stuk met nummer 39 wordt toegewezen.
Conclusie
5. Het voorgaande betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de stukken in de gesloten envelop grotendeels wordt toegewezen en voor een zeer beperkt deel wordt afgewezen. Op grond van het procesreglement wordt de inspecteur dan ook in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van deze beslissing aan de rechtbank mede te delen welke consequenties hij aan de beslissing van de geheimhoudingskamer verbindt. Dit houdt in dat de inspecteur de keuze moet maken de beslissing van de geheimhoudingskamer (geheel) na te leven – en binnen dezelfde vier weken de stukken conform in te sturen – of dat niet (geheel) te doen in welk laatste geval hij de uit toepassing van artikel 8:31 van de Awb mogelijkerwijs voortvloeiende consequenties daarvan zal moeten aanvaarden. [8]

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek om geheimhouding af voor de (delen van) stukken als genoemd in overwegingen 4.9, 4.11 en 4.23 van deze beslissing;
  • wijst het verzoek om geheimhouding voor het overige toe.
Deze beslissing is genomen door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 14 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.
2.Vgl. Gerechtshof Amsterdam 4 juni 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4228.
3.Het stuk 12B is overigens een deels zwartgelakte versie van het stuk 12A.
4.Vgl. Gerechtshof Amsterdam 4 juni 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4228.
5.Vgl. Gerechtshof Amsterdam 4 juni 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4228.
6.Vgl. conclusie van mr. P.J. Wattel van 25 april 2008, ECLI:NL:PHR:2008:BA3851 en Gerechtshof Amsterdam 4 juni 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4228.
7.Vgl. Gerechtshof Amsterdam 4 juni 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4228.
8.Zie Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3600.