In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaarschrift van 1 juli 2024 tegen het besluit van 22 mei 2024 om haar Ziektewetuitkering stop te zetten. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden, aangezien het uiterlijk op 11 december 2024 had moeten beslissen. Eiseres heeft het UWV op 12 december 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het UWV om alsnog te beslissen is verstreken.
De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, rekening houdend met de beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.