In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025, wordt het beroep van eiseres, een BV, beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaarschrift van 22 december 2023. Dit bezwaarschrift was gericht tegen het besluit van 13 december 2023, waarin werd medegedeeld dat de loongerelateerde WGA-uitkering van mevrouw [naam] op 8 februari 2024 zou eindigen en dat er vanaf die datum een WGA-vervolguitkering zou moeten worden toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft de bevoegdheid om zonder zitting uitspraak te doen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn had moeten respecteren en dat eiseres het UWV op 14 januari 2025 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt het UWV een termijn van vier maanden op om alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten en het UWV moet het griffierecht van € 53,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.