ECLI:NL:RBZWB:2025:2185

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
25/960
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen door het UWV op een bezwaarschrift inzake WGA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025, wordt het beroep van eiseres, een BV, beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaarschrift van 22 december 2023. Dit bezwaarschrift was gericht tegen het besluit van 13 december 2023, waarin werd medegedeeld dat de loongerelateerde WGA-uitkering van mevrouw [naam] op 8 februari 2024 zou eindigen en dat er vanaf die datum een WGA-vervolguitkering zou moeten worden toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft de bevoegdheid om zonder zitting uitspraak te doen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn had moeten respecteren en dat eiseres het UWV op 14 januari 2025 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt het UWV een termijn van vier maanden op om alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten en het UWV moet het griffierecht van € 53,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/960

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] BV, uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.W.J. van der Stokker-Welsink),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaarschrift van 22 december 2023 tegen het besluit van 13 december 2023 dat de loongerelateerde Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) uitkering van mevrouw [naam] op 8 februari 2024 eindigt en er vanaf die dag een WGA-vervolguitkering dient te worden toegekend naar een mate van een arbeidsongeschiktheid van 55-65%.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 22 december 2023. Het UWV moet binnen zeventien weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. [2] Het UWV heeft de termijn in overleg met eiseres verlengd. Het UWV had uiterlijk op 3 januari 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het UWV moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het UWV op 14 januari 2025 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
4.2.
Uit het verweerschrift van 11 maart 2025 volgt dat de termijn voor het nemen van de beslissing op bezwaar is verstreken. Verder is aangegeven dat er met spoed aangespoord wordt tot het verrichten van het Sociaal Medisch Onderzoek. De rechtbank stelt vast dat het UWV in het verweerschrift geen termijn heeft genoemd waarbinnen uiterlijk een beslissing kan worden verwacht.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. Dit is onder meer gelegen in het algemeen bekende feit dat het UWV kampt met een tekort aan verzekeringsartsen. Hierdoor duurt het langer voordat besluiten worden genomen. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt om beslissing op bezwaar te maken.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiseres heeft verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [3]
6.1.
Het UWV heeft in het verweerschrift aangegeven dat er nog een beslissing tot het vaststellen van de bestuurlijke dwangsom zal worden genomen. Inmiddels zijn er sinds de ingebrekestelling meer dan 42 dagen verstreken. Het maximale bedrag van € 1442,- aan dwangsommen is verbeurd. Nu het UWV zelf heeft aangegeven dat het een beslissing neemt zal de rechtbank dat niet doen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.3 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen 4 maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog de beslissing op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, uitgesproken op 11 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 112 lid 1 Wet WIA
3.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.