ECLI:NL:RBZWB:2025:220

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
BRE 23/2256
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verzuimboete vennootschapsbelasting niet-ontvankelijk verklaard na tegemoetkoming door inspecteur

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de verzuimboete bij de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2020 behandeld. De belanghebbende, gevestigd in Tsjechië, had beroep aangetekend tegen de beslissing van de inspecteur van de belastingdienst, die op 11 maart 2023 een verzuimboete had opgelegd. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de inspecteur na het indienen van het beroep heeft aangegeven dat de verzuimboete ambtshalve zal worden vernietigd. Dit betekent dat de inspecteur volledig tegemoet is gekomen aan de klachten van de belanghebbende, waardoor er geen procesbelang meer is. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en legt de inspecteur de verplichting op om de proceskosten van de belanghebbende te vergoeden, vastgesteld op € 1.554. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast dient de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 365 te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, dat binnen zes weken na verzending kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2256

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats] (Tsjechië), belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 11 maart 2023. Het beroep is gericht tegen de opgelegde verzuimboete bij de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2020 met aanslagnummer [aanslagnummer]V.06.0112.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Belanghebbende komt in beroep tegen de verzuimboete. De inspecteur heeft bij brief van 28 juni 2023 laten weten dat de verzuimboete ambtshalve vernietigd zal worden. Ook heeft de inspecteur laten weten dat belanghebbende naar zijn mening in aanmerking komt voor vergoeding van het griffierecht en een proceskostenvergoeding.
3. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur, nadat beroep bij de rechtbank was ingesteld, alsnog volledig aan de klachten van belanghebbende ten aanzien van de boete tegemoet is gekomen. Dit betekent dat deze beroepszaak niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden. [1] Dit betekent dat er geen procesbelang meer is.
4. De rechtbank verklaart daarom het door belanghebbende ingestelde beroep wegens gebrek aan belang kennelijk niet-ontvankelijk.
5. In gevallen waarin een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat het bestuursorgaan geheel aan de klachten van de belanghebbende tegemoet is gekomen, behoort de inspecteur tot vergoeding van het griffierecht te worden gelast.
6. Verder komt belanghebbende om die reden in aanmerking voor een vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand in de bezwaarfase en beroepsfase vast op € 1.554. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het een bezwaarschrift met een waarde per punt van € 647,- en 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,-).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten ten bedrage van € 1.554,-;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 365,- aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 17 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43.