ECLI:NL:RBZWB:2025:2228

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/1552
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing kwarttarief motorrijtuigenbelasting voor paardenvervoer

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende had op 8 augustus 2023 een verzoek ingediend voor toepassing van het kwarttarief motorrijtuigenbelasting voor zijn motorrijtuig, dat bedoeld is voor het vervoer van paarden. De inspecteur had dit verzoek afgewezen op 26 september 2023, omdat volgens hem niet was aangetoond dat het motorrijtuig was ingericht voor het veilig vervoeren van paarden. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 behandeld, waarbij de belanghebbende werd bijgestaan door een vertegenwoordiger en de inspecteur werd vertegenwoordigd door drie medewerkers.

De rechtbank oordeelt dat het verzoek om toepassing van het kwarttarief onterecht was afgewezen. De rechtbank concludeert dat het motorrijtuig op het moment van het verzoek wel degelijk was ingericht voor het vervoer van paarden, ondanks het ontbreken van een schot in het voertuig. De rechtbank wijst erop dat de RDW het motorrijtuig als veewagen heeft goedgekeurd en dat de belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat het motorrijtuig geschikt is voor het vervoer van een pony. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en verleent de belanghebbende het kwarttarief met terugwerkende kracht tot 3 augustus 2023. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die op € 51,18 worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1552

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 januari 2024.
1.1.
De inspecteur heeft bij beschikking van 26 september 2023 het verzoek van belanghebbende om toepassing van het bijzondere tarief motorrijtuigenbelasting (het kwarttarief) afgewezen.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, bijgestaan door [naam] en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1], mr. [inspecteur 2] en [inspecteur 3].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het verzoek om toepassing van het kwarttarief terecht is afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek om toepassing van het kwarttarief onterecht afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is vanaf 3 augustus 2023 houder van een motorrijtuig van het merk Mercedes-Benz met [kenteken] (het motorrijtuig).
4.1.
Belanghebbende heeft met dagtekening 8 augustus 2023 met betrekking tot het motorrijtuig een verzoek ingediend tot toepassing van het kwarttarief. Belanghebbende heeft bij het verzoek foto’s overgelegd van het motorrijtuig en een verklaring waarin hij aangeeft geen beroepsmatig gebruik te maken van het motorrijtuig.
4.2.
De inspecteur heeft bij beschikking met dagtekening 26 september 2023 het verzoek om toepassing van het kwarttarief afgewezen omdat volgens de inspecteur niet is gebleken dat het motorrijtuig is ingericht voor het veilig vervoeren van paarden ten behoeve van de paardensport.
4.3.
Belanghebbende heeft later nog drie verzoeken om toepassing van het kwarttarief ingediend. Bij het vierde verzoek heeft belanghebbende aan de inspecteur laten zien dat er inmiddels een schot in het motorrijtuig is geplaatst. De inspecteur heeft het vierde verzoek om toepassing van het kwarttarief toegewezen. De toepassing van het kwarttarief is ingegaan per 25 april 2024.

Motivering

Vooraf; na sluiting van het onderzoek ingekomen stuk
5. De rechtbank heeft op 4 maart 2025 om 19:47 uur een nader stuk van belanghebbende ontvangen. Dat is na sluiting van het onderzoek ter zitting. Een stuk dat na sluiting van het onderzoek ter zitting ongevraagd wordt ingediend, wordt als uitgangspunt bij het doen van uitspraak buiten beschouwing gelaten, tenzij de rechtbank in het stuk aanleiding ziet om het onderzoek te heropenen. [1] In dit geval ziet de rechtbank in het stuk van belanghebbende geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. Op grond van het procesreglement is het stuk toegevoegd aan het dossier, maar de rechtbank laat het stuk verder buiten beschouwing.
Toepassing kwarttarief
6. Het verzoek van belanghebbende om toepassing van het kwarttarief berust op artikel 30, eerste lid, onder f, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB). Uit artikel 30, eerste lid, onder f, van de Wet MRB volgt dat voor toepassing van het bijzondere tarief een voertuig ingericht moet zijn voor het vervoer van paarden. De eis ‘ingericht zijn voor het vervoer van paarden’ is een open norm. De invulling van die norm is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals het soort auto en het soort paard. Een ander type auto of paard kan namelijk andere inrichtingseisen met zich brengen. Naast deze eis, gelden ook de andere eisen van artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit MRB om in aanmerking te komen voor het bijzondere tarief. [2] Vereist is dat het motorrijtuig ingericht is voor het vervoeren van paarden, uitsluitend niet-beroepsmatig wordt gebruikt voor de paardensport en dat hiervan een verklaring wordt overgelegd door de houder. [3] Daarnaast moet bij het verzoek informatie overgelegd worden waaruit blijkt dat ook aan deze vereisten wordt voldaan. [4]
6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat het motorrijtuig uitsluitend niet-beroepsmatig wordt gebruikt voor de paardensport. Partijen houdt uitsluitend verdeeld of het motorrijtuig was ingericht voor het vervoer van paarden. Het toetsmoment is het moment van het doen van het verzoek om toepassing van het kwarttarief (8 augustus 2023).
6.2.
Inmiddels is het verzoek voor het kwarttarief, na het plaatsen van een schot in het motorrijtuig, goedgekeurd. Dat impliceert dat de inspecteur van mening is dat het plaatsen van een schot een vereiste is voor toepassing van het kwarttarief. Er is echter geen wet- of regelgeving die voorschrijft dat het plaatsen van een schot in het motorrijtuig een voorwaarde is voor de toepassing van het kwarttarief. Dit is dus een voorwaarde die de inspecteur zelf stelt ter invulling van de open norm. Beoordeeld moet worden of het motorrijtuig, ondanks het ontbreken van een schot, ten tijde van het eerste verzoek om toepassing van het kwarttarief was ingericht voor het vervoer van paarden. Door de verklaringen van belanghebbende en de foto’s die zijn overgelegd bij het verzoek, is de rechtbank van oordeel dat het motorrijtuig op het moment van het doen van het verzoek om het kwarttarief ingericht was voor het vervoer van paarden. Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat een pony met de juiste materialen vastgezet kan worden in het motorrijtuig, dat het motorrijtuig voorzien is van een speciale ondervloer en dat de zijkanten afgetimmerd zijn. Daarnaast neemt de rechtbank nog in aanmerking dat belanghebbende onweersproken heeft gesteld dat het veiliger is om een pony zonder schot te vervoeren omdat een pony dan bewegingsruimte heeft om zichzelf te stabiliseren als hij dreigt om te vallen. Ook neemt de rechtbank nog in aanmerking dat belanghebbende voorheen een soortgelijk motorrijtuig heeft gehad waarvoor het kwarttarief gold. De aanpassingen die in het vorige motorrijtuig zijn doorgevoerd, zijn ook doorgevoerd in het huidige motorrijtuig. Verder weegt de rechtbank mee dat de RDW het motorrijtuig heeft goedgekeurd als veewagen. Weliswaar moeten de Belastingdienst en de RDW een eigen afweging maken, maar nu de Belastingdienst geen duidelijke invulling aan de norm heeft gegeven, weegt de omstandigheid dat de RDW het motorrijtuig veilig vindt om vee te vervoeren wel mee.
6.3.
Het voorgaande betekent dat ten tijde van het eerste verzoek aan de vereisten voor toepassing van het kwarttarief is voldaan. Belanghebbende heeft dus recht op toepassing van het kwarttarief met ingang van 3 augustus 2023.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank wel aanleiding om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende. Belanghebbende krijgt de reiskosten vergoed die hij heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting. Op basis van het Besluit wordt de vergoeding van de reiskosten bepaald naar een tarief waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten openbaar vervoer, laagste klasse. [5] De rechtbank becijfert de reiskosten op basis van een retour met het openbaar vervoer per tweede klasse tussen [plaats] en Breda daarom op een bedrag van (afgerond) € 51,18. Belanghebbende krijgt ook een vergoeding van zijn griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking van 26 september 2023 aldus dat toepassing van het kwarttarief wordt verleend met ingang van 3 augustus 2023;
- bepaalt dat de inspecteur de proceskosten van € 51,18 aan belanghebbende moet vergoeden;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, op 15 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie artikel 2.16, derde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbank, Staatscourant 2024, 37982.
2.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:484, r.o. 2.5.
3.Artikel 6, eerste lid, onder d, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (Uitvoeringsbesluit MRB).
4.Artikel 6, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit MRB.
5.Artikel 1, eerste lid, onderdeel d, in samenhang met artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit.