Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- de advocaat van betrokkene, mr. H.M.Th. de Pont;
- mevrouw [naam 1] , psychiater;
- de heer [naam 2] , casemanager.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om zorgmachtiging. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 24 december 2024, ingediend door de officier van justitie voor een betrokkene, geboren in 1978. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de advocaat van de betrokkene, mr. H.M.Th. de Pont, en twee deskundigen gehoord. De betrokkene was niet bereid om met de rechter te praten en zijn advocaat betoogde dat de medische verklaring waarop het verzoek was gebaseerd, niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De psychiater had betrokkene niet persoonlijk onderzocht, wat volgens de advocaat een fundamenteel gebrek was in de procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische verklaring niet voldeed aan de eisen, omdat de psychiater onvoldoende inspanningen had geleverd om de betrokkene fysiek te onderzoeken. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeker de betrokkene persoonlijk moest onderzoeken en dat dit alleen anders kon zijn als dat redelijkerwijs niet mogelijk was. Aangezien de psychiater niet kon aantonen dat zij een BIG-geregistreerde psychiater was, en er geen bewijs was dat het onmogelijk was om de betrokkene te onderzoeken, heeft de rechtbank het verzoek om zorgmachtiging afgewezen. De beslissing werd mondeling gegeven en op schrift gesteld op 17 januari 2025, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.