ECLI:NL:RBZWB:2025:2250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/2068
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake de herziene aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2021

In deze uitspraak beslist de Rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 oktober 2023. Belanghebbende heeft op 8 januari 2024 een herziene aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2021 ingediend. De inspecteur heeft deze aangifte aangemerkt als beroepschrift en doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken en eindigde op 23 november 2023. Het beroepschrift is pas op 8 januari 2024 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij in Afrika was voor een medische behandeling, maar de rechtbank oordeelt dat deze reden geen verontschuldiging vormt voor de termijnoverschrijding. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de inspecteur de herziene aangifte als verzoek om ambtshalve vermindering moet behandelen. De rechtbank draagt de inspecteur op om dit alsnog te doen, maar komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aanslag IB/PVV 2021. De uitspraak is gedaan op 18 april 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2068

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 oktober 2023. Belanghebbende heeft digitaal, ontvangen bij de belastingdienst op 8 januari 2024, een herziene aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2021 ingediend. Omdat door de inspecteur op 12 oktober 2023 uitspraak is gedaan op een reeds eerder ingediend bezwaarschrift gericht tegen voormelde aanslag heeft de inspecteur deze herziene aangifte aangemerkt als een beroepschrift. Het beroepschrift is door de inspecteur doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen. Het beroep ziet op de aanslag IB/PVV over het jaar 2021 met aanslagnummer [BSN].H.16.01.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank oordeelt verder dat de inspecteur de herziene aangifte in behandeling moet nemen als een verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader ontvankelijkheid beroep
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 12 oktober 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 23 november 2023.
4.1.
Het beroepschrift (de aangifte) is door de inspecteur op 8 januari 2024 ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende heeft zijn beroepschrift te laat ingediend, omdat hij in Afrika zat voor behandeling aan zijn heup.
5.1.
De door belanghebbende genoemde reden is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Er is geen sprake van niet aan belanghebbende toe te rekenen omstandigheden die tot gevolg hadden dat het beroepschrift na de termijn is ingediend. De rechtbank acht ook geen sprake van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. Het is aan belanghebbende om gedurende een langere afwezigheid maatregelen te treffen met betrekking tot zijn post (verwerking). De rechtbank merkt daarbij op dat niet inzichtelijk is gemaakt wanneer belanghebbende exact afwezig is geweest in de beroepstermijn. Kennelijk heeft hij binnen de beroepstermijn wel op 27 oktober 2023 een aangifte IB/PVV 2022 en op 15 november 2023 een verzoek om een voorlopige aanslag 2023 kunnen indienen. Met wat belanghebbende heeft aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat belanghebbende de gehele periode redelijkerwijs niet in staat was om tijdig (pro forma) beroep in te stellen.
Tussenconclusie ontvankelijkheid beroep
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft.
Herziene aangifte is ook een verzoek om ambtshalve vermindering
De inspecteur heeft de herziene aangifte (terecht) doorgestuurd aan de rechtbank als beroepschrift. Echter, vanwege de termijnoverschrijding van de beroepstermijn komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de juistheid van de aanslag IB/PVV 2021. De inspecteur had de herziene aangifte daarom ook moeten aanmerken als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2021. De rechtbank zal de inspecteur daarom opdragen om dit alsnog te doen. Dit betekent dat de inspecteur zal beoordelen of de herziene aangifte aanleiding is om de aanslag IB/PVV 2021 ambtshalve te verminderen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aanslag IB/PVV 2021. De rechtbank draagt de inspecteur op om te beoordelen of aanleiding bestaat voor ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2021. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de inspecteur op om de herziene aangifte als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2021 in behandeling te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van G.A. Klop, griffier, op 18 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.