ECLI:NL:RBZWB:2025:2293
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet betalen griffierecht in belastingzaken
Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met de nummers 24/5674 en 24/5675. De rechtbank behandelt de beroepen van de belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2020, alsook de aanslag Zorgverzekeringswet 2020. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank legt uit dat het betalen van griffierecht een voorwaarde is voor het instellen van beroep. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 51,-. De griffier had de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en had een termijn gesteld waarbinnen dit voldaan moest worden. Ondanks een beroep op betalingsonmacht door de gemachtigde van de belanghebbende, heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen verontschuldigbare reden was voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van de beroepen niet plaatsvindt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.