ECLI:NL:RBZWB:2025:2319
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning gebruikt voor kamerverhuur aan studenten
Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de WOZ-waarde van een woning die door de belanghebbende wordt gebruikt voor de verhuur van kamers aan studenten. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had de waarde van de woning vastgesteld op € 375.000, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. De belanghebbende ging in beroep tegen deze waardevaststelling, omdat hij meende dat de waarde op de waardepeildatum maximaal € 978.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 3 april 2025 behandeld, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, maar de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door twee personen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar het bezwaar van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De rechtbank beoordeelde of de waarde van de woning te hoog was vastgesteld en kwam tot de conclusie dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning schattenderwijs op € 322.000 moest worden vastgesteld, omdat geen van beide partijen in hun stellingen voldoende bewijs had geleverd voor hun voorgestelde waarden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verlaagde de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning tot € 322.000. Tevens werd bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51,- aan de belanghebbende moest vergoeden.