ECLI:NL:RBZWB:2025:235
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/4347, waarin belanghebbende, een B.V. uit [plaats], beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep betreft een aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat belanghebbende het verschuldigde griffierecht van € 371,- niet heeft betaald. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, aangezien artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit mogelijk maakt in gevallen van kennelijke niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat de griffier belanghebbende op 4 juni 2024 heeft gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en dat dit binnen vier weken moest gebeuren. Een tweede herinnering is op 3 juli 2024 verzonden, maar belanghebbende heeft het griffierecht niet tijdig voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldigbare redenen zijn gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank het beroep en het verzoek om schadevergoeding niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.