ECLI:NL:RBZWB:2025:2378

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/02/433094 / FA RK 25-1367
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie voor betrokkene met psychische stoornis

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 een zorgmachtiging verleend voor de duur van vier maanden aan betrokkene, geboren op [geboortedag] 1971, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor twaalf maanden, maar dit verzoek werd tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2025 gewijzigd naar zes maanden. Betrokkene weigerde de aan hem toegewezen advocaten, mr. Andeweg en mr. Nederlof, en gaf de voorkeur aan mr. Korver, zonder dat deze advocaat eerder contact met hem had gehad. De rechtbank oordeelde dat betrokkene afstand deed van rechtsbijstand door de aan hem toegewezen advocaten en dat er geen mogelijkheden waren voor passende zorg op vrijwillige basis. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in persoon is onderzocht door de onafhankelijk psychiater, maar dat de psychiater voldoende inspanningen heeft geleverd om contact te leggen. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, omdat betrokkene zorg nodig heeft en niet in staat is om constructieve contacten te leggen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging voor de duur van vier maanden verleend, tot en met 8 augustus 2025, en heeft betrokkene gewezen op de consequenties van zijn keuze om geen advocaat te accepteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433094 / FA RK 25-1367
Datum uitspraak: 8 april 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: betrokkene,
wonend in [woonplaats],
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 maart 2025.
1.2.
Daarnaast bestaat het procesverloop uit:
  • het e-mailbericht van betrokkene van 5 april 2025;
  • het bericht van 7 april 2025, inhoudende dat mr. Andeweg zich onttrekt als advocaat voor betrokkene;
  • het e-mailbericht van de officier van justitie van 8 april 2025.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft in eerste instantie plaatsgevonden op 4 april 2025 op het thuisadres van betrokkene. Daarbij zijn aanwezig en gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. Andeweg;
  • psychiater, de heer [naam].
1.4.
Op 4 april 2025 gaf betrokkene te kennen dat hij niet met de rechtbank in gesprek wenst te gaan én hij niet wil dat mr. Andeweg, als de aan hem toegewezen advocaat, hem bijstaat. Betrokkene benadrukte alleen te willen praten op de rechtbank. Hij was hierbij verbaal agressief en nam een fysiek dreigende houding aan. Zonder betrokkene verder inhoudelijk te kunnen spreken over het verzoek, beëindigde hij het gesprek en deed hij zijn voordeur dicht.
1.5.
Gelet op voornoemde situatie heeft de rechtbank, in overleg met mr. Andeweg en de psychiater, een nieuwe mondelinge behandeling bepaald op 8 april 2025 om 13.00 uur in het gerechtsgebouw te Breda. De oproeping voor die mondelinge behandeling heeft de rechtbank op 4 april 2025 persoonlijk bij betrokkene in de brievenbus gedeponeerd.
1.6.
Op 5 april 2025 ontving de rechtbank een e-mailbericht van betrokkene waarin hij bedreigingen uit.
1.7.
Op 7 april 2025 onttrekt mr. Andeweg zich als advocaat van betrokkene. De rechtbank voegt dezelfde dag mr. Nederlof toe als advocaat aan betrokkene.
1.8.
Op 8 april 2025 ontving de rechtbank het bericht van de officier van justitie dat betrokkene naar aanleiding van zijn geuite bedreigingen is aangehouden en verblijft op [het politiebureau] te [woonplaats]. De officier van justitie verzoekt de mondelinge behandeling daar te laten plaatsvinden.
1.9.
De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren daarop voortgezet op 8 april 2025 op [het politiebureau] te [woonplaats]. Daarbij zijn aanwezig en gehoord:
  • betrokkene,
  • advocaat mr. Nederlof, in zijn rol als procesbewaker;
  • psychiater, de heer [naam];
  • de officier van justitie.
1.10.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de politie het te gevaarlijk achtte om de mondelinge behandeling plaats te laten vinden buiten de cel van betrokkene. Ook wordt het onveilig geacht dat de rechtbank betrokkene spreekt in zijn cel. De politie adviseert om betrokkene via het luik van zijn celdeur te spreken. De rechtbank heeft conform het advies van de politie gehandeld.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen met de volgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 8 april 2025 heeft de officier van justitie het verzoek gewijzigd, in die zin dat de rechtbank wordt verzocht een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene geeft de rechtbank, samengevat, het volgende te kennen. Betrokkene wil naar huis en wenst niet met de rechtbank te spreken. Volgens betrokkene is er vandaag geen zitting. Dat geldt ook voor 4 april, omdat een rechter niet bij mensen thuis komt. De rechtbank komt niet langs zonder afspraak. Daarnaast wil betrokkene niet worden bijgestaan door mr. Nederlof. Hij wenst alleen mr. R. Korver als zijn advocaat en niemand anders. Desgevraagd geeft betrokkene aan dat hij geen contact heeft gehad met mr. Korver. Omdat betrokkene gedurende het gesprek met de rechtbank verbaal agressief wordt, besluit de rechtbank de inhoudelijke behandeling van het verzoek elders binnen het politiebureau voort te zetten.
3.2.
Mr. Nederlof verklaart, gelet op hetgeen betrokkene heeft gezegd, niet als advocaat voor hem op te kunnen treden. Wanneer de rechtbank besluit de zaak inhoudelijk te kunnen behandelen, zal mr. Nederlof als procesbewaker aanwezig zijn, maar zal hij geen juridisch standpunt formuleren.
3.3.
De officier van justitie bepleit, samengevat, om de het verzoek inhoudelijk te behandelen. Betrokkene heeft twee advocaten achter elkaar geweigerd en noemt nu voor het eerst een naam van de advocaat die hij wenst. Betrokkene had al eerder de gelegenheid om een zelf gekozen advocaat te raadplegen. Bovendien is dit een patroon van betrokkene; nergens aan meewerken. De officier kan zich dan voorstellen dat de rechtbank voorbij gaat aan de vraag van betrokkene om een nieuwe advocaat en de zaak inhoudelijk te behandelen. Desgevraagd verklaart de officier dat betrokkene aangehouden is in verband met bedreigingen. Hij heeft een blanco justitiële documentatie en zal naar verwachting niet lang op het politiebureau blijven. Het Openbaar Ministerie vond het belangrijk om betrokkene te laten zien waar de grens ligt. Uit het verzoek en de onderliggende stukken is duidelijk dat betrokkene zorg nodig heeft. De officier handhaaft dan ook het (gewijzigde) verzoek.
3.4.
De psychiater verklaart, samengevat, als volgt. De laatste zorgmachtiging voor betrokkene liep tot juni 2024. Betrokkene was toen goed hersteld. Tijdens de laatste zorgmachtiging is de medicatie afgebouwd. Na het einde van de zorgmachtiging heeft betrokkene, tegen advies in, verdere behandeling geweigerd. Hij is vervolgens uitgeschreven bij GGZ. Betrokkene werd toen wilsbekwaam geacht. Na verloop van tijd heeft familie van betrokkene aan de bel getrokken dat het niet goed met hem ging. Er werden zorgelijke signalen geuit. Zo vertoonde betrokkene bijvoorbeeld akelig gedrag in winkels en vertoonde hij verbale dreiging naar zijn huisarts. Duidelijk is dat het niet goed gaat met betrokkene. De zorgmachtiging is nodig. De psychiater staat achter alle verzochte vormen van verplichte zorg. Daarbij bedrukt hij dat onder de zorgvorm ‘aanbrengen van beperkingen (…)’ ook moet vallen dat het gebruik van communicatiemiddelen beperkt moet kunnen worden, dit in verband met bedreigingen die betrokkene uit via social media.
Desgevraagd beaamt de psychiater dat de onafhankelijk psychiater in het kader van het opstellen van de medische verklaring tot drie keer toe bij betrokkene langs is geweest. Zijn bezoek is twee keer aangekondigd en de derde keer onaangekondigd geweest. Alle keren heeft betrokkene via zijn intercom geweigerd om met de onafhankelijk psychiater in gesprek te gaan. Dit blijkt ook uit de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater.

4.De beoordeling

Rechtsbijstand
4.1.
Allereerst staat de rechtbank voor de vraag of het verzoek inhoudelijk kan worden behandeld. Tijdens de eerste mondelinge behandeling van 4 april 2025 geeft betrokkene aan mr. Andeweg niet als zijn (aan hem toegevoegde) advocaat te willen en alleen te willen praten op de rechtbank. Nu, tijdens de mondelinge behandeling van 8 april 2025, geeft betrokkene aan mr. Nederlof (als tweede aan hem toevoegde advocaat) niet als zijn raadsman te wensen. Betrokkene geeft te kennen dat hij alleen bijgestaan wil worden door mr. Korver. Over de verdere voortgang van de procedure oordeelt de rechtbank als volgt.
4.2.
Op grond van artikel 1:7 lid 1, aanhef en onder a, Wvggz geeft de rechter, indien een verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt voorbereid, onverwijld aan het bestuur van de raad voor de rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan de betrokkene, indien niet blijkt dat de betrokkene reeds een advocaat heeft. Een met de kwetsbare positie van de betrokkene strokende uitleg van deze bepaling, in verbinding met artikel 1:7 lid 3 Wvggz en art. 44 lid 2 Sv, brengt mee dat indien de betrokkene te kennen geeft niet meer door de toegevoegde advocaat te willen worden bijgestaan, de rechter dient te onderzoeken of de betrokkene toevoeging van een andere raadsman wenst.
4.3.
In deze zaak heeft betrokkene in eerste instantie mr. Andeweg als zijn advocaat toegewezen gekregen. Betrokkene is hierover door de rechtbank geïnformeerd via de oproepbrief van 21 maart 2025. Mr. Andeweg heeft betrokkene in het verleden meermaals bijgestaan in Wvggz-procedures. Tijdens de mondelinge behandeling van 4 april 2025 heeft betrokkene kenbaar gemaakt niet door mr. Andeweg te willen worden bijgestaan. Daarna heeft betrokkene haar schriftelijk bedreigd, ten gevolge waarvan zij zich op 7 april 2025 heeft onttrokken als zijn advocaat.
4.4.
Ten tijde van het weigeren van mr. Andeweg als zijn advocaat op 4 april 2025 heeft betrokkene de rechtbank niet te kennen gegeven dat hij een andere advocaat wenste. Voor de mondelinge behandeling van 4 april 2025 en tussen de mondelinge behandelingen van 4 april en 8 april 2025 heeft de rechtbank ook niet van betrokkene vernomen dat hij een voorkeursadvocaat had.
4.5.
Vervolgens heeft de rechtbank op 7 april 2025 mr. Nederlof als advocaat aan betrokkene toegevoegd. Op 8 april 2025, tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling, weigert betrokkene ook mr. Nederlof als zijn advocaat. Hij geeft daarbij te kennen mr. Nederlof niet als advocaat te accepteren. Toen heeft betrokkene desgevraagd aangegeven dat hij bijgestaan wenst te worden door mr. Korver. Betrokkene heeft op geen enkel moment onderbouwd waarom hij mr. Nederlof niet als advocaat wenste en mr. Korver wel.
4.6.
Uit de hiervoor geschetste omstandigheden constateert de rechtbank dat betrokkene afstand doet van rechtsbijstand door een aan hem toegevoegde advocaat. Hij wenst een zelfgekozen advocaat, op eigen kosten. Desgevraagd heeft betrokkene verklaard dat hij geen contact heeft gehad met mr. Korver. Niet bekend is of mr. Korver betrokkene kan bijstaan. Voor de rechtbank en de psychiater, die betrokkene al langer kent, benoemt betrokkene mr. Korver voor het eerst.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling van 8 april 2025 wijst de rechtbank betrokkene er op dat hij mag afzien van rechtsbijstand door een aan hem toegevoegde advocaat en dat er geen sprake is van verplichte rechtsbijstand. De rechtbank heeft betrokkene er ook op gewezen dat de rechtbank twee advocaten aan hem heeft toegevoegd en deze door hem zijn geweigerd en het op zijn weg had gelegen zelf eerder een door hem gewenste advocaat te regelen.
Immers, betrokkene is reeds op 21 maart 2025 opgeroepen om op het verzoek te worden gehoord en had vanaf dat moment zelf actie kunnen ondernemen indien hij geen bijstand wenste van de aan hem toegevoegde advocaat. Dit heeft hij niet gedaan. Betrokkene noemt op 8 april 2025 voor het eerst de naam van de door hem gewenste advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling constateert de rechtbank met mr. Nederlof dat deze advocaat niet Wvggz-gespecialiseerd is, niet kantoor houdt binnen het arrondissement van deze rechtbank, niet eerder als raadsman bij betrokkene betrokken is geweest in het kader van de Wvggz en er tussen betrokkene en deze raadsman geen contact is geweest.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling van 8 april 2025 heeft de rechtbank niet kunnen onderzoeken of de door betrokkene gewenste advocaat aan hem toegekend kon worden, mede gelet op de beslistermijn. De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn 8 april 2025 is, zijnde de dag waarop de voortgezette mondelinge behandeling plaatsvindt. Van die beslistermijn kan niet worden afgeweken. De rechtbank heeft dit aan betrokkene medegedeeld. De beslistermijn maakt dat het inschakelen van een advocaat door betrokkene zelf niet mogelijk is. De rechtbank heeft geen ruimte om de zaak (nogmaals) aan te houden. Hierbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op jurisprudentie van de Hoge Raad waarin is geoordeeld dat de termijn binnen welke de rechtbank een beslissing moet nemen in de weg kan staan aan vervanging van de eerder toegevoegde advocaat. Als de rechtbank vaststelt dat er geen tijd is om de toegevoegde advocaat te doen vervangen, dient betrokkene er op te worden gewezen dat de consequentie van zijn afwijzing is dat geen advocaat hem zal bijstaan. Betrokkene staat dan voor de keuze om de afgewezen advocaat te accepteren, of in het geheel geen rechtsbijstand te ontvangen. [1]
4.9.
Hoewel de rechtbank betrokkene heeft gewezen op de beslistermijn en de gevolgen van zijn keuze mr. Nederlof niet als advocaat te accepteren, bleef betrokkene mr. Nederlof als diens toegevoegde advocaat weigeren, bleef betrokkene zijn ongenoegen over de rechtbank uiten en bleef hij aangeven dat hij niet met de rechtbank in gesprek wilde. Betrokkene was ook daarbij verbaal agressief, wat maakte dat betrokkene niet verder gehoord kon worden en hij niet zelf aanwezig kon zijn bij de verdere voortzetting van de mondelinge behandeling.
4.10.
Alles overwegende heeft de rechtbank beslist dat het verzoek van de officier van justitie inhoudelijk zal worden behandeld. Omdat betrokkene niet zelf bij de mondelinge behandeling aanwezig wilde zijn en ook niet kon zijn gelet op de veiligheid, bleef mr. Nederlof bij de voortzetting van de mondelinge behandeling als procesbewaker aanwezig. Weliswaar wordt in artikel 14 van de gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten opgemerkt dat een advocaat geen handelingen mag verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt en hij zich terug moet trekken als dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, maar de procedure dient wel zorgvuldig te geschieden. De aanwezigheid van mr. Nederlof als procesbewaker, dan wel ‘amicus curiae’ zorgt er in ieder geval voor dat werd bezien of de rechten van betrokkene niet werden geschaad, de juridische aspecten van de procedure goed werden gevolgd en de rechtsbescherming daarin van betrokkene gewaarborgd. [2]
Medische verklaring
4.11.
Naast de hiervoor gemelde kwestie betreffende de rechtsbijstand heeft de rechtbank nog een horde te nemen alvorens zij tot de inhoudelijke behandeling van de zaak over kan gaan, te weten: de medische verklaring.
4.12.
De rechtbank heeft geconstateerd dat betrokkene in het kader van het opstellen van de medische verklaring niet in persoon is onderzocht. Voor de rechtbank daadwerkelijk tot een inhoudelijke behandeling komt, dient zij zich te buigen over de vraag of de onafhankelijk psychiater redelijkerwijs gedaan heeft wat van hem mag worden verwacht om betrokkene te kunnen onderzoeken.
4.13.
Aan het onderzoek van een betrokkene door een onafhankelijke medische deskundige moeten - gelet op de inbreuken in de persoonlijke levenssfeer die rechterlijke machtigingen op grond van de Wvggz meebrengen - zware eisen worden gesteld. Het uitgangspunt is dat een betrokkene persoonlijk door een onafhankelijke psychiater wordt onderzocht. Afwijken van de hoofdregel is mogelijk in uitzonderingsgevallen. Zoals ook blijkt uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad, mag worden verwacht dat voor het uitvoeren van zodanig onderzoek de nodige inspanningen worden verricht. De onafhankelijk psychiater zal in zijn medische verklaring moeten verantwoorden waarom onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk of niet verantwoord is, voor welk alternatief hij heeft gekozen, en op welke gronden hij tot de slotsom is gekomen dat aan de vereisten voor verlening van verplichte zorg is voldaan. De rechtbank zal vervolgens moeten beoordelen of de verzochte machtiging op grond van de medische verklaring kan worden verleend. [3]
4.14.
In dit geval heeft de onafhankelijke psychiater betrokkene drie maal thuis bezocht. Op 4 maart 2025 en 12 maart 2025 was het bezoek van de onafhankelijk psychiater aangekondigd. Op 13 maart 2025 ging de onafhankelijk psychiater onaangekondigd bij betrokkene langs. Uit de medische verklaring volgt dat in alle drie de gevallen betrokkene thuis aanwezig was maar via de intercom van zijn appartementencomplex heeft aangegeven eerst de rechter te willen spreken voordat hij met de psychiater in gesprek wilde, waarna hij telkens de verbinding van de intercom verbrak. Vervolgens reageerde hij niet meer op meermaals aanbellen en telefonisch contact.
4.15.
De rechtbank oordeelt dat de onafhankelijk psychiater heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden om het vereiste onderzoek te laten plaatsvinden en neemt daarbij in aanmerking dat op verschillende momenten en wijzen is geprobeerd om met betrokkene in contact te komen. Gezien de weigerachtige houding van betrokkene en de feitelijke situatie bij het appartementencomplex van betrokkene, waar men niet op de galerij kan komen zonder dat betrokkene de deur van de hal opent, lijkt het de rechtbank onwaarschijnlijk dat bij meer of andere pogingen het de onafhankelijk psychiater wél was gelukt om met betrokkene in contact te komen. Bovendien was betrokkene steeds volhardend en stellig in zijn antwoord richting de onafhankelijk psychiater. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onafhankelijk psychiater hiermee de nodige inspanningen heeft geleverd om het onderzoek te verrichten.
Hierdoor is er sprake van een deugdelijk medisch onderzoek van betrokkene en voldoet de medische verklaring aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld. De rechtbank acht zichzelf daarmee in staat om te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden die de wet stelt voor het afgeven van een zorgmachtiging. De rechtbank weegt daarin ook mee dat betrokkene vanuit een recent verleden bekend was bij GGZ. Betrokkene heeft in de periode van augustus 2020 tot juni 2024, toen de laatste zorgmachtiging voor verliep, verschillende zorgmachtigingen gehad.
Inhoudelijke behandeling
4.16.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging voor de duur van vier maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.17.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Bij betrokkene is sprake van een recidiverende paranoïde psychose, geluxeerd door het staken van medicatie.
4.18.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
4.19.
De rechtbank neemt hierbij onder andere in aanmerking dat bij betrokkene sprake is van sociaal-maatschappelijk disfunctioneren. Hij is niet in staat om constructieve contacten te leggen. Betrokkene stuurt voor hem en voor anderen schadelijke en zeer kwetsende berichten via social media. Daarnaast wordt gezien dat betrokkene in het openbaar de strijd met anderen aangaat, hij vanwege zijn gedrag uit verschillende winkels is gezet en de zorgrelatie tussen betrokkene en zijn huisarts vanwege het gedrag van betrokkene is beëindigd.
4.20.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
4.21.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Gebleken is dat betrokkene ieder contact met GGZ actief weigert. Van verplichte zorg wil hij niets weten. Gelet hierop heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat met betrokkene (behandel)afspraken zijn te maken over noodzakelijke zorgverlening in een vrijwillig kader. De rechtbank betrekt daarin ook dat zij zelf kennis heeft genomen hoe betrokkene zorgverleners bejegent en ieder contact uit de weg probeert te gaan. Daarom is verplichte zorg nodig.
4.22.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
4.23.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.24.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
4.25.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank ziet reden om de duur van de machtiging te bekorten. In afwijking van het (gewijzigde) verzoek van de officier zal de rechtbank de zorgmachtiging verlenen voor de duur van vier maanden. De rechtbank neemt daarbij de omstandigheden in aanmerking dat betrokkene niet in persoon onderzocht is, niet (inhoudelijk) heeft gesproken met een advocaat en ook niet (inhoudelijk) door de rechtbank gehoord is. De rechtbank gaat ervan uit dat binnen een duur van vier maanden betrokkene voldoende gestabiliseerd is en hij in persoon door een onafhankelijk psychiater is onderzocht. Indien er een verlenging van de zorgmachtiging noodzakelijk is, dan ligt het op de weg van de officier om een nieuw verzoek in te dienen met een actuele medische verklaring waarbij betrokkene in persoon is onderzocht. Het ligt daarbij op de weg van betrokkene om, zodra hij kennis heeft van het voornemen om de zorgmachtiging te verlengen dan wel hij een oproep voor een mondelinge behandeling ontvangt op zoek te gaan naar een eigen voorkeursadvocaat indien hij dat wenst.
4.26.
De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van vier maanden en geldt derhalve tot en met 8 augustus 2025.
4.27.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat zij betrokkene persoonlijk in kennis heeft gesteld van de mondelinge uitspraak.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats], inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 augustus 2025;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025 door mr. Benjaddi, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos, griffier, en op schrift gesteld op 18 april 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3663.
2.Sdu Commentaar Gedwongen zorg, art. 6:1 Wvggz, paragraaf 5.7
3.HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1509.