ECLI:NL:RBZWB:2025:2393

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
23/9396
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de naheffingsaanslag Bpm en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 4 augustus 2023, waarbij een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) van € 7.125 was opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag ten onrechte heeft gehandhaafd en dat het beroep gegrond is.

De rechtbank stelt vast dat belanghebbende op 5 juli 2022 aangifte heeft gedaan voor de registratie van een Volkswagen Tiguan en een bedrag aan Bpm heeft voldaan. De inspecteur heeft een hertaxatie laten uitvoeren, waarbij de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat aanzienlijk hoger werd vastgesteld dan door de taxateur van belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de afschrijvingsmethode niet kan worden toegepast op basis van schade, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van meer dan normale gebruiksschade.

De rechtbank stelt de historische nieuwprijs vast op € 68.583 en de handelsinkoopwaarde op € 43.233, wat leidt tot een verschuldigde Bpm van € 13.474. Aangezien belanghebbende al € 7.402 heeft voldaan, moet de naheffingsaanslag worden verminderd naar € 6.072. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarvan € 625 voor rekening van de inspecteur en € 375 voor rekening van de Staat. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en kent de proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9396

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] ., gevestigd te [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 4 augustus 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 7.125.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon] namens de gemachtigde van belanghebbende en mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] namens de inspecteur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 5 juli 2022 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Volkswagen Tiguan Allspace 2.0 TSI 4Motion Highline 7p met VIN-nummer [nummer] (de auto), en een bedrag aan Bpm voldaan van € 7.402.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van AckTa Taxaties B.V. van 30 juni 2022. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 31.975, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De taxateur heeft een schadebedrag van € 7.780 geconstateerd en deze volledig op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. Verder heeft hij € 2.500 wegens het ontbreken van een oordeel over de kilometerstand op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 21.695.
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 8 juli 2022. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 43.233 aan de hand van een koerslijst van AutotelexPro. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 14.527. Met dagtekening 9 september 2022 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 7.125.

Overwegingen

4. Tussen partijen is in geschil welke afschrijvingsmethode moet worden gevolgd. Verder is in geschil de hoogte van de historische nieuwprijs, de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat en de waardevermindering wegens schade.
Afschrijvingsmethode
4.1.
Indien sprake is van een voertuig met meer dan normale gebruiksschade of indien sprake is van een voertuig dat niet voorkomt op een in de handel algemeen toegepaste koerslijst mag de afschrijving worden bepaald aan de hand van een taxatierapport. [1]
Is sprake van meer dan normale gebruiksschade?
4.2.
De taxateur van belanghebbende heeft schade geconstateerd voor een bedrag van € 7.780 en deze volledig op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De taxateur van DRZ heeft geen schade aan de auto geconstateerd en opgemerkt dat de opgegeven schadeposities niet zijn aangetroffen dan wel als gebruikssporen zijn aangemerkt.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, gelet op de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, aan de hand van het taxatierapport en de foto’s niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade.
4.4.
Dit brengt met zich dat de afschrijving voor de auto in het onderhavige geval niet kan plaatsvinden aan de hand van de taxatiemethode op de grond dat sprake is van schade. Tussen partijen is dan niet in geschil dat de koerslijstmethode kan worden toegepast.
Historische nieuwprijs
4.5.
De inspecteur heeft ter zitting verklaard dat kan worden aangesloten bij de historische nieuwprijs die door belanghebbende is bepleit. De rechtbank stelt de historische nieuwprijs in dat geval vast op € 68.583.
Handelsinkoopwaarde
4.6.
Belanghebbende heeft verklaard dat kan worden aangesloten bij de koerslijst van AutotelexPro die door DRZ is gebruikt. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om een correctie op die waarde toe te passen vanwege de omstandigheid dat het afschrijvingspercentage door verhoging van de historische nieuwprijs niet meer gelijk is aan die van het referentievoertuig.
4.7.
De rechtbank houdt geen rekening met een correctie wegens het huurverleden van de auto. Met de enkele verwijzing naar het kentekenbewijs van de auto heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de auto daadwerkelijk als huurauto is gebruikt, zodat het huurverleden ook niet aannemelijk is gemaakt.
4.8.
De rechtbank stelt de handelsinkoopwaarde daarom vast op € 43.233.
Hoogte naheffingsaanslag
4.9.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat de historische nieuwprijs moet worden vastgesteld op € 68.583 en de handelsinkoopwaarde op € 43.233. De historische bruto Bpm bedraagt € 21.374 zodat de verschuldigde Bpm € 13.474 bedraagt. Belanghebbende heeft op aangifte reeds een bedrag van € 7.402 voldaan zodat de naheffingsaanslag moet worden verminderd naar € 6.072.
Immateriële schadevergoeding
4.10.
Belanghebbende heeft op 30 augustus 2023 verzocht om toekenning van schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.11.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 19 september 2022 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 23 april 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond acht maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 1.000. Omdat de bezwaarfase afgerond elf maanden heeft geduurd en daarmee vijf maanden te lang komt € 625 (5/8) voor rekening van de inspecteur en de rest (€ 375) voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag naar € 6.072.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen.
5.2.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647. [2] In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 6.072;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 625;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 375;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 23 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [3]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 10, lid 8, van de Wet Bpm
3.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.