ECLI:NL:RBZWB:2025:2394

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
23/10738
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 18 oktober 2023, waarbij een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) van € 4.538 is opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vast op € 102.985 en de historische nieuwprijs op € 165.146, op basis van de koerslijst van AutotelexPro. Belanghebbende heeft ook een verzoek ingediend voor immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat door de rechtbank wordt toegewezen. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 500 toe aan belanghebbende en een vergoeding van proceskosten van € 226,75. De naheffingsaanslag blijft in stand, maar de inspecteur moet de schadevergoeding en proceskosten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/10738

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 18 oktober 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 4.538.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon] namens de gemachtigde van belanghebbende en mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] namens de inspecteur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 27 juni 2022 een melding gedaan ter zake van de registratie van een Audi Q7 55 TFSI quattro Pro Line S 7p met VIN-nummer [nummer] (de auto), en in de maandaangifte van juli 2022 een bedrag aan Bpm aangegeven van € 14.637.
3.1.
Bij de melding is een taxatierapport gevoegd van Voertuig Taxaties B.V. van 23 juni 2022. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 68.327, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De taxateur heeft een schadebedrag van € 12.621 geconstateerd en daarvan € 11.359 als waardevermindering in aanmerking genomen. Daarnaast heeft hij een waardevermindering van € 6.833 wegens een schadeverleden in aanmerking genomen en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 50.135.
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 4 juli 2022. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 72.387 aan de hand van een koerslijst van Xray. De hertaxateur heeft een bedrag aan schade geconstateerd van € 413 en daarvan € 297 als waardevermindering in aanmerking genomen. Hij heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 72.090.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 19.175. Met dagtekening 16 december 2022 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 4.538.

Overwegingen

4. Tussen partijen is in geschil de historische nieuwprijs, de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat en de waardevermindering wegens schade.
Handelsinkoopwaarde en historische nieuwprijs
4.1.
De bewijslast voor de hoogte van de afschrijving rust op belanghebbende. Belanghebbende bepleit toepassing van de taxatiemethode en is in zijn aangifte voor de hoogte van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat uitgegaan van een koerslijst van Xray. De hertaxateur van DRZ is eveneens uitgegaan van een koerslijst van Xray. De inspecteur heeft zich in de beroepsfase nader op het standpunt gesteld dat moet worden uitgegaan van een koerslijst van AutotelexPro en heeft deze als nader stuk overgelegd. Deze koerslijst van AutotelexPro vermeldt een hogere historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde.
4.2.
Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat de koerslijsten van Xray niet juist zijn ingevuld omdat drie opties niet zijn meegenomen die volgens SilverDat wel aanwezig zijn op de auto. In de koerslijst van AutotelexPro zoals deze door de inspecteur is overlegd, zijn de drie genoemde opties wel goed ingevuld. Belanghebbende heeft dit niet bestreden. De rechtbank is daarom van oordeel dat belanghebbende de door hem bepleite handelsinkoopwaarde niet aan de hand van de koerslijst van Xray kan worden onderbouwd, omdat er een koerslijst is die beter aansluit bij de feitelijke uitvoering van de auto. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de waarde in dit geval desondanks lager moet worden vastgesteld dan volgt uit de koerslijst van AutotelexPro. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat op de koerslijst van belanghebbende staat vermeld dat de opties conform bijlage € 19.120 bedragen, maar dat niet te herleiden is wat de opties zijn.
4.3.
De rechtbank is daarom van oordeel dat van de koerslijst van AutotelexPro moet worden uitgegaan. Belanghebbende heeft gesteld dat dit in strijd is met het vertrouwensbeginsel. De rechtbank volgt deze stelling niet. De inspecteur is weliswaar in eerste instantie ook aangesloten bij een koerslijst van Xray, echter het staat het de inspecteur in beginsel vrij om in de beroepsfase een nader standpunt in te nemen. In de kennisgeving voor het opleggen van de naheffingsaanslag staat vermeld dat de inspecteur
vooralsnogvan mening is dat de door DRZ vastgestelde inkoopwaarde kan worden toegepast. Daarmee is niet toegezegd dat de inspecteur niet terug zou komen op dat standpunt. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
4.4.
Gelet op het vorenoverwogene stelt de rechtbank de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vast op € 102.985, zoals vermeld in de koerslijst van AutotelexPro. Aangezien de koerslijst van AutotelexPro een hogere historische nieuwprijs vermeldt dan door belanghebbende bepleit, zoals door de inspecteur ter zitting ook is opgemerkt, zal de rechtbank uitgaan van deze hogere historische nieuwprijs. De rechtbank stelt de historische nieuwprijs daarom vast op € 165.146.
Hoogte naheffingsaanslag
4.5.
Indien de rechtbank uitgaat van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 102.985 en een historische nieuwprijs van € 165.146 kunnen de overige standpunten voor belanghebbende niet tot een gunstiger resultaat leiden. Zelfs indien de rechtbank de door belanghebbende bepleite waardevermindering wegens schade volledig zou volgen leidt dit niet tot een verlaging van de naheffingsaanslag. De rechtbank laat de naheffingsaanslag daarom in stand. De overige standpunten van partijen hoeven dan geen behandeling meer.
Immateriële schadevergoeding
4.6.
Belanghebbende heeft op 8 november 2023 verzocht om toekenning van schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 29 december 2022 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 23 april 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond vier maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 500. Omdat de bezwaarfase afgerond tien maanden heeft geduurd en daarmee vier maanden te lang komt dit bedrag volledig voor rekening van de inspecteur.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. De naheffingsaanslag blijft in stand.
5.1.
Omdat het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, komt belanghebbende in aanmerking voor een vergoeding van haar proceskosten voor het indienen van dat verzoek. Omdat het verzoek is ingediend door de gemachtigde van belanghebbende, kent de rechtbank voor deze rechtsbijstand 1 punt toe als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, met een waarde van € 907 en wegingsfactor 0,25 [1] , wat neerkomt op € 226,75. De inspecteur moet deze kosten vergoeden.
5.2.
Belanghebbende krijgt het griffierecht niet vergoed. Het verzoek om immateriële schadevergoeding is weliswaar gedaan voor het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024 [2] , echter de redelijke termijn was op die datum nog niet overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 500;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 226,75 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 23 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
2.Hoge Raad 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567, rov. 7.1.1 en 7.1.2.