In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had voor het jaar 2021 een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd van € 1.365, vergezeld van een verzuimboete van € 2.757. Belanghebbende had geen aangifte Vpb gedaan en het bezwaar tegen de aanslag werd door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt het beroep en oordeelt dat de inspecteur de aanslag en de verzuimboete terecht heeft opgelegd. Belanghebbende was niet aanwezig op de zitting, maar de rechtbank oordeelt dat zij op de juiste wijze was uitgenodigd. De rechtbank concludeert dat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt voor de aanslag en dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de aanslag onjuist was. De verzuimboete wordt ook in stand gehouden, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de aanslag en de verzuimboete in stand blijven.