ECLI:NL:RBZWB:2025:2434

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/3510
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De zaak betreft een aanslag schenkbelasting van 19 september 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar, die op 7 februari 2024 was. De termijn eindigde op 20 maart 2024. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 27 maart 2024 in de brievenbus gedeponeerd, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.

De rechtbank legt uit dat de uitzonderingsregel voor het tijdig indienen van een beroepschrift, dat het binnen een week na het verstrijken van de termijn moet zijn ontvangen, niet van toepassing is in dit geval. De belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat hij het beroepschrift voor het verstrijken van de termijn op de post heeft gedaan. Bovendien zijn er geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd die het verzuim zouden verontschuldigen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/3510

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 februari 2024, betreffende de aanslag schenkbelasting van 19 september 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen (de uitzonderingsregel).
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 7 februari 2024 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 20 maart 2024.
4.1.
Belanghebbende heeft het beroepschrift bij de rechtbank in de brievenbus gedeponeerd. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij dat uiterlijk op 20 maart 2024 heeft gedaan. De rechtbank leegt elke werkdag in de ochtend de brievenbus en plaatst dan op alle brieven een datumstempel van de werkdag ervoor. Op de brief staat een stempel van ontvangst van 27 maart 2024. De rechtbank gaat er daarom van uit dat belanghebbende het beroepschrift te laat in de brievenbus heeft gedaan. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
4.2.
De uitzonderingsregel dat een beroepschrift tijdig kan zijn ingediend indien het binnen een week na het verstrijken van de beroepstermijn is ontvangen, geldt niet in het geval van belanghebbende. Deze regel geldt alleen bij verzending per post. Overigens geldt ook dan dat aannemelijk moet zijn dat het beroepschrift wel tijdig – dus voor het einde van de beroepstermijn – met de post moet zijn verzonden, maar deze alleen buiten de termijn door de rechtbank is ontvangen. Dat is hier niet het geval.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende geeft aan dat hij heeft gehandeld volgens de gestelde procedure. Toen hij zag dat hij laat (niet te laat) was, heeft hij persoonlijk de brief tijdig in de brievenbus gedeponeerd bij de rechtbank in Breda. Belanghebbende kan het exacte moment van aanlevering bij de rechtbank niet bepalen. Naar inzicht van belanghebbende was dit nog binnen de gestelde termijn. Belanghebbende heeft aanvullend nog aangegeven dat in de beslissing op bezwaar staat aangegeven dat de rechtbank een ontvangsttermijn van een week na de termijn accepteert. Belanghebbende heeft binnen deze kaders gehandeld. Na ontvangst van de beslissing op bezwaar heeft hij contact gezocht met de inspecteur, alvorens naar de rechtbank te gaan, echter is daar nimmer op gereageerd. Toen belanghebbende daar achter kwam zat hij aan het eind van de termijn van het indienen.
5.1.
Dit is geen verontschuldiging voor het verzuim. Er zijn geen (persoonlijke) omstandigheden aangevoerd die er toe hebben geleid dat belanghebbende niet in staat was om tijdig bezwaar in te kunnen dienen. Verder staat in de bestreden beslissing op bezwaar vermeld dat belanghebbende, wanneer hij het niet eens is met de beslissing, binnen zes weken beroep moet instellen bij de rechtbank. Hetgeen belanghebbende over de uitzonderingsregel naar voren heeft gebracht, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Er staat namelijk duidelijk dat ook in dat geval het beroepschrift vóór het einde van de beroepstermijn moet zijn gepost. Van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende is daarom geen sprake. Het feit dat belanghebbende tijdens de beroepstermijn contact heeft gezocht met verweerder alvorens zich tot de rechtbank te wenden waardoor belanghebbende pas na afloop van de beroepstermijn een beroepschrift heeft ingediend, dient tot slot voor zijn rekening en risico te komen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 24 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.