ECLI:NL:RBZWB:2025:244

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/1845 en 24/1846
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025, zijn de beroepen van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende had op 11 december 2023 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, maar de inspecteur van de belastingdienst heeft deze bezwaren als beroepschriften doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald. Dit is in overeenstemming met artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat iemand die beroep instelt, griffierecht moet betalen. In dit geval was het griffierecht vastgesteld op € 187,-.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier de belanghebbende op 27 februari 2024 en opnieuw op 27 maart 2024 heeft gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen. Ondanks deze waarschuwingen heeft de belanghebbende het griffierecht niet tijdig voldaan en geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen goede reden is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. Dit betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk heeft beoordeeld en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/1845 en 24/1846

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Bij brieven, binnengekomen bij de belastingdienst op 11 december 2023 heeft belanghebbende nogmaals bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2]. De inspecteur heeft de bezwaren aangemerkt als beroepschriften en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is de beroepschriften te behandelen. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 187,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 27 februari 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 27 maart 2024 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 29 maart 2024 om 13:22 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 17 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.