ECLI:NL:RBZWB:2025:2528
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in projectbouw
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 januari 2024 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning uit 1995, vastgesteld op € 556.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 behandeld, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door haar echtgenoot en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door twee taxateurs.
De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar had een taxatierapport overgelegd waarin de waarde was bepaald aan de hand van vergelijkingsmethode met referentiewoningen. Belanghebbende betwistte de vergelijkbaarheid van deze referentiewoningen, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht had gegeven in de onderlinge verschillen en dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren.
Daarnaast heeft belanghebbende een beroep gedaan op schending van het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is en verklaart het beroep ongegrond. De WOZ-waarde en de aanslag OZB blijven gehandhaafd, en belanghebbende krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten terug.