ECLI:NL:RBZWB:2025:2534

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
02-053678-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel met 24 maanden voor een minderjarige met psychische stoornissen en gewelddadig gedrag

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige, geboren in 2005. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de PIJ-maatregel met 24 maanden te verlengen, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de minderjarige, die eerder was veroordeeld voor ernstige misdrijven, nog steeds kampt met meervoudige psychische stoornissen, waaronder ADHD en een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. De eerste termijn van de PIJ-maatregel is moeizaam verlopen, met veel incidenten en een gebrek aan behandelbereidheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige gebaat is bij stabiliteit en voorspelbaarheid in de behandeling, en dat een verlenging van 24 maanden noodzakelijk is om de kernproblematiek aan te pakken en het recidiverisico te verlagen. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die pleitte voor een kortere verlenging, verworpen, en benadrukt dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de minderjarige voorop staan. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Locatie Breda
Parketnummer: 02-053678-21
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 28 april 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ([land]),
verblijvende in RJJI [jeugdinrichting 1], [adres].

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 17 maart 2025, die strekt tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 24 maanden;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van veroordeelde tot en met 23 februari 2025;
- het rapport van RJJI [jeugdinrichting 1] (hierna: de jeugdinrichting) d.d. 14 maart 2025, waarin het advies van de jeugdinrichting is vermeld.

2.De procesgang

Bij beslissing van deze rechtbank van 28 september 2022 is veroordeelde als schuldig aan
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, mishandelingen en het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, onbruikbaar maken of vernielen veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: PIJ-maatregel).
Veroordeelde is toen voor alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank heeft overwogen dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Veroordeelde is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. Bij arrest van het gerechtshof
's-Hertogenbosch van 26 april 2023 is het vonnis van de rechtbank bevestigd, onder aanvulling dat naast de PIJ-maatregel een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen met aftrek van het voorarrest aan veroordeelde is opgelegd.
De PIJ-maatregel is op 11 mei 2023 aangevangen.
De maatregel zal – behoudens verdere verlenging – voorwaardelijk eindigen op 30 april 2025.
Tijdens het onderzoek ter zitting van de rechtbank van 14 april 2025 zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. I. Klein;
- veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal;
- de getuige-deskundige, de heer [naam] MSc, gedragswetenschapper en behandelcoördinator bij de jeugdinrichting.
Ook zijn ter zitting aanwezig de moeder en de stiefvader van veroordeelde.

3.Het advies van de justitiële jeugdinrichting

De jeugdinrichting heeft geadviseerd de PIJ-maatregel te verlengen met 24 maanden. Uit het advies volgt dat bij veroordeelde in 2022 meervoudige psychische stoornissen zijn vastgesteld, te weten een ernstige aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteitsstoornis, een ernstige normoverschrijdend-gedragsstoornis met begin in de kindertijd, een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling met een psychopathische ontwikkelingsgang en een stoornis in het gebruik van cannabis, waarvan de ernst onduidelijk is. Verder volgt uit het advies dat de eerste termijn van de PIJ-maatregel moeizaam en met vallen en opstaan is verlopen. Er hebben verschillende (forse) geweldsincidenten plaatsgevonden. In de periode dat veroordeelde binnen [jeugdinrichting 2] verbleef, zijn er 206 incidenten geregistreerd en binnen [jeugdinrichting 1] 46 incidenten. Ook is veroordeelde tweemaal middels een Tijdelijk Verblijf Elders (TVE) in een andere jeugdinrichting geplaatst. Per 6 september 2024 is hij, in het kader van een herselectie, definitief in [jeugdinrichting 1] geplaatst. Uit de informatie van de jeugdinrichting volgt verder dat veroordeelde weinig motivatie voor gedragsverandering laat zien en dat hij het moeilijk vindt om het veranderproces aan te gaan als ook in behandeling te komen. Dit vanwege zijn forse hechtingsproblematiek samen met het disharmonisch intelligentieprofiel, de zeer beperkte agressie-, impuls- en emotieregulatievaardigheden, beperkte gewetensontwikkeling en beperkt empathisch vermogen in combinatie met het ontbreken van behandelbereidheid ingegeven door zijn wantrouwen in de hulpverlening. Veroordeelde wil met name zo snel mogelijk een verlofmachtiging krijgen en ook zo snel mogelijk de PIJ-maatregel doorlopen. In de afgelopen periode zijn de risicofactoren en kernproblematiek van veroordeelde goed in kaart gebracht. Door het risicomanagement en de kernproblematiek te blijven herhalen en meer duidelijkheid, voorspelbaarheid en begrenzing aan veroordeelde te bieden, is een afname van grensoverschrijdend gedrag en een groei in de samenwerking tussen veroordeelde en het behandelteam gezien. Ook zijn er kwetsbaarheden bij veroordeelde gezien, waaraan gewerkt kan worden. Veroordeelde heeft kleine positieve stappen gezet en de verwachting van de jeugdinrichting is dat er een groei in zijn motivatie zal zijn om tot gedragsverandering te komen. Ondanks die kleine positieve stappen is de behandeling op dit moment nog onvoldoende van de grond gekomen en is het recidiverisico bij het wegvallen van de kaders hoog. De komende periode zal gericht zijn op het vormgeven van een behandeling om de risicofactoren en kernproblematiek te bewerken, met als doel het recidiverisico te verlagen. Een verlenging van de PIJ-maatregel met 24 maanden is noodzakelijk om hieraan te werken. Dit betreft de minimale termijn, waarbij de haalbaarheid en de snelheid steeds afhankelijk is van veroordeelde. Verder volgt uit het advies dat er nog geen behandeldoelen zijn waarvoor een verloftraject kan worden ingezet en dat er geen inschatting kan worden gedaan over het uitstroomperspectief van veroordeelde, nu hij nog aan de start van zijn behandeling binnen de PIJ-maatregel zit en zijn kernproblematiek nog onvoldoende is bewerkt.
Ter zitting heeft de getuige-deskundige daaraan nog toegevoegd dat er in de avond voorafgaand aan de zitting een fors incident heeft plaatsgevonden, waarbij veroordeelde een begeleidster heeft aangevallen. Twee andere begeleidsters zijn te hulp geschoten en alle drie zijn ernstig mishandeld. Dit terwijl veroordeelde de afgelopen weken juist stappen heeft gezet en er een verbetering zichtbaar was. Hierbij merkt de getuige-deskundige wel op dat de risicofactoren op geweld richting derden altijd hoog zijn geweest, zodanig dat een PIJ-maatregel met het hoogste beveiligingsniveau binnen de jeugdinrichting op zijn plaats is. De getuige-deskundige vindt het niet passend om de vordering te beperken tot 12 maanden zoals de veroordeelde graag wil. Naast dat het de verwachting van de jeugdinrichting is dat er (minimaal) 24 maanden nodig zijn om de kernproblematiek en risicofactoren van veroordeelde te bewerken, is veroordeelde gebaat bij voorspelbaarheid en duidelijkheid. Dat veroordeelde een kortere verlenging wil, past bij zijn antisociale persoonlijkheidsontwikkeling en het willen krijgen van zijn gelijk dan wel het willen hebben van macht. Volgens de getuige-deskundige zou het tegemoetkomen aan de wens van de veroordeelde om de verlenging tot 12 maanden te beperken, voor zijn behandeling averechts werken.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de PIJ-maatregel met 24 maanden te verlengen, gebleven. Zij meent dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor verlenging van de PIJ-maatregel. Er is in het rapport van de jeugdinrichting voldoende onderbouwd dat nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dat daarmee een hoog recidiverisico gepaard gaat. De officier van justitie vindt het positief dat, ondanks dat de eerste termijn van de PIJ-maatregel moeizaam is verlopen, er sinds kort sprake is van een beginnende vertrouwensband tussen veroordeelde en het behandelteam en dat er ingangen en kwetsbaarheden bij veroordeelde zijn gezien. Zij kan zich voorstellen dat het incident van de avond voorafgaand aan de zitting ervoor heeft gezorgd dat er stappen terug zijn gezet. Uit het advies volgt verder dat veroordeelde is gebaat bij stabiliteit, rust en voorspelbaarheid, zodat er verder kan worden gewerkt aan de vertrouwensband met het behandelteam en aan de behandeldoelen die in kaart zijn gebracht. Gelet daarop vindt zij het niet passend om de vordering te beperken tot 12 maanden. De onrust en druk voor zowel het behandelteam als voor veroordeelde, om binnen een jaar opnieuw te moeten rapporteren en op zitting te komen, zal niet helpend zijn voor de behandeling van veroordeelde.

5.Het standpunt van de verdediging

Veroordeelde heeft ter zitting aangegeven dat het de afgelopen periode beter met hem gaat. Er hebben veel incidenten plaatsgevonden, maar de laatste tijd zijn de incidenten veel minder. Veroordeelde vond het lastig om bij [jeugdinrichting 1] opnieuw te moeten beginnen, maar hij heeft nu meer vertrouwen in het behandelteam en met sommige begeleiders ook een band opgebouwd. Veroordeelde kan zich vinden in het advies van de jeugdinrichting, maar vindt een verlenging van 24 maanden te lang. Hij zou meer motivatie en perspectief hebben als de PIJ-maatregel met 12 maanden wordt verlengd, zodat er een tussentijdse toetsing is. Dit ook voor het geval veroordeelde zich inzet, maar er vanuit de jeugdinrichting onvoldoende wordt ingezet als het bijvoorbeeld gaat om therapie of verlof.
De verdediging brengt naar voren dat er sinds twee maanden sprake is van een betere samenwerking tussen veroordeelde en het behandelteam, waarbij het incident van de avond voorafgaand aan de zitting teleurstellend is. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, waarbij de verdediging de rechtbank verzoekt om in overweging te nemen om de vordering te beperken tot 12 maanden. Een verlenging van de PIJ-maatregel met 24 maanden is voor veroordeelde te lang en uitzichtloos. Een kortere verlenging biedt veroordeelde meer perspectief en zal ook een positief effect op zijn motivatie hebben.
Op dit moment voelt het voor veroordeelde dat hij zijn best doet, maar daar vanuit de jeugdinrichting niets voor terugkrijgt. Bijvoorbeeld in de vorm van (proef)verlof.

6.Het oordeel van de rechtbank

De PIJ-maatregel is aan veroordeelde opgelegd ter zake een misdrijf dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, waardoor verlenging van de PIJ-maatregel mogelijk is. Verder stelt de rechtbank uit de inlichtingen van de jeugdinrichting en de verklaring van de getuige-deskundige vast dat er bij veroordeelde nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zoals hierboven beschreven. De rechtbank neemt het standpunt van de jeugdinrichting en de getuige-deskundige over.
Gelet op het advies en de toelichting van de getuige-deskundige ter zitting is het de rechtbank gebleken dat de eerste termijn van de PIJ-maatregel moeizaam is verlopen, waarbij er een groot aantal (gewelds)incidenten heeft plaatsgevonden. Het gedragsbeeld, de risicofactoren en de kernproblematiek van veroordeelde zijn nader in kaart gebracht, maar het stabiliseren van dit beeld en het bewerken van de kernproblematiek en risicofactoren is nog onvoldoende gelukt. Voor veroordeelde is het, door zijn problematiek in combinatie met het ontbreken van behandelbereidheid, lastig om in behandeling te komen als ook het veranderproces aan te gaan. Afgezien van het forse geweldsincident de avond voorafgaand aan de zitting, is er sinds kort door de jeugdinrichting wel een voorzichtige positieve ontwikkeling bij veroordeelde waargenomen. Die ontwikkeling bevindt zich nog in een zeer vroeg stadium en het recidiverisico wordt bij het wegvallen van de kaders nog altijd als hoog ingeschat. De rechtbank is alles overwegende daarom van oordeel dat voortzetting van de PIJ-maatregel noodzakelijk is.
Gelet op dat veroordeelde nog aan de start van zijn behandeling binnen de PIJ-maatregel zit, zijn kernproblematiek nog niet is bewerkt en uit het advies van de jeugdinrichting volgt dat veroordeelde juist is gebaat bij rust, duidelijkheid en voorspelbaarheid, acht de rechtbank het voorzienbaar dat de behandeling van veroordeelde binnen de PIJ-maatregel nog minstens 24 maanden zal duren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een kortere termijn van 12 maanden, zoals door veroordeelde is verzocht. De rechtbank volgt hierin het advies dat de getuige-deskundige ter zitting heeft gegeven. Daarbij blijft de haalbaarheid en de snelheid waarmee de stappen kunnen worden doorlopen afhankelijk van de inzet, houding en motivatie van veroordeelde.
Gelet op wat hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, en het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde eisen dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd met 24 maanden.

7.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van veroordeelde met 24 maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G.E. van der Pols en mr. L. de Jong, (kinder-)rechters, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A.G. Vork, en is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2025.
Mr. Van der Pols is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.