ECLI:NL:RBZWB:2025:2541

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/6206 tot en met BRE 24/6216
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 28 april 2025 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over het verzoek van de inspecteur van de Belastingdienst om geheimhouding van bepaalde stukken in een belastingzaak. De zaak betreft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009 tot en met 2014, waarbij ook vergrijpboetes en heffingsrente aan de belanghebbenden zijn opgelegd. De inspecteur heeft verzocht om geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft geschoonde versies van de bijlagen aan de rechtbank verstrekt. Belanghebbenden hebben bezwaar gemaakt tegen deze geheimhouding.

De geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de bescherming van persoonsgegevens van belastingambtenaren en derden zwaarder weegt dan het belang van de belanghebbenden bij kennisneming van de stukken. De geheimhoudingskamer heeft vastgesteld dat de inspecteur gewichtige redenen heeft aangevoerd voor de geheimhouding, waaronder de bescherming van persoonsgegevens en het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle- en behandelstrategie. De kamer heeft besloten dat de geheimhouding van bepaalde delen van de stukken gerechtvaardigd is, terwijl andere delen niet geheim gehouden hoeven te worden. De inspecteur is verzocht om binnen twee weken te reageren op de beslissing van de geheimhoudingskamer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/6206 tot en met BRE 24/6216
beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende 1] , uit [plaats 1] en [plaats 2] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. M. Hendriks),

[belanghebbende 2] , uit [plaats 1] en [plaats 2] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. M. Hendriks),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Het verzoek

1. De inspecteur heeft met dagtekening 16 december 2024 een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarvan de bijlagen 4, 5, 7, 7a, 8, 9, 10, 11, 38, 50, 57 en 69 geschoond zijn. [1] Met dagtekening 17 december 2024 heeft hij een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarvan de bijlagen 4, 5, 7, 7a, 8, 9, 10, 11, 51, 62, 68 en 78 geschoond zijn. [2] De hoofdzaken hebben, kort gezegd, betrekking op de vraag of de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die de inspecteur aan belanghebbenden voor de jaren 2009 tot en met 2014 heeft opgelegd en de daarbij gelijktijdig opgelegde vergrijpboetes en in rekening gebrachte heffings- of belastingrente terecht zijn en niet te hoog.
1.1.
De inspecteur heeft daarnaast bij brieven van 18 december 2024 de rechtbank verzocht om geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb en heeft de ongeschoonde versies van deze bijlagen aan de geheimhoudingskamer van de rechtbank verstrekt.
1.2.
De gedeeltelijk geheimgehouden stukken zijn als volgt te omschrijven:
  • Bijlage 4: memo Project Luxemburgse informatie / aandachtspunten Verhuld Vermogen;
  • Bijlage 5: Niederlandse-document;
  • Bijlage 7: proces-verbaal [naam] ;
  • Bijlage 7a: interne e-mailcorrespondentie tussen leden van het kernteam Programma Verhuld Vermogen;
  • Bijlage 8: logboek branche nertsen;
  • Bijlagen 9, 10 en 11: correspondentie in verband met een verzoek om uitwisseling van inlichtingen;
  • Bijlagen 38 en 51: interne e-mail van de inspecteur in verband met het verstrekken van geschoonde stukken aan belanghebbenden;
  • Bijlagen 50 en 62: interne e-mailcorrespondentie tussen de inspecteur en het kernteam Programma Verhuld Vermogen;
  • Bijlagen 57 en 68: interne e-mailcorrespondentie tussen de inspecteur en de boetespecialist;
  • Bijlagen 69 en 78: interne e-mailcorrespondentie tussen het kernteam Programma Verhuld Vermogen en het Central Liaison Office (CLO).
1.3.
Op verschillende pagina’s van de geschoonde stukken zijn namen, telefoonnummers en e-mailadressen van Nederlandse belastingambtenaren door de inspecteur onleesbaar gemaakt. Daarbij zijn door de inspecteur NN-nummers vermeld die corresponderen met een door de inspecteur bij de gedeeltelijk geheimgehouden stukken overgelegde lijst met namen van Nederlandse belastingambtenaren (de lijst).
1.4.
De inspecteur heeft het verzoek toegelicht in het verweerschrift en heeft als gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb een aantal hoofdredenen opgegeven. Deze redenen houden kort weergegeven het volgende in:
  • Reden A: de bescherming van persoonsgegevens van individuele ambtenaren;
  • Reden B: de bescherming van persoonsgegevens van derden;
  • Reden C1: het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle- en/of behandelstrategie, waaronder;
  • Reden C2: het belang van de Belastingdienst bij een effectieve en efficiënte interne werkwijze, en;
  • Reden C3: het voorkomen van calculerend en/of anticiperend gedrag van belastingplichtigen;
  • Reden D: persoonlijke opvattingen die niet relevant zijn voor de behandeling van een individuele zaak.
1.5.
Bij brieven van 17 januari 2025 hebben belanghebbenden gereageerd op het verzoek om geheimhouding en verklaard niet akkoord te gaan met geheimhouding dan wel beperkte kennisneming van de stukken.
1.6.
Bij brieven van 31 maart 2025 heeft de inspecteur nadere stukken overgelegd en gereageerd op vragen van de rechtbank.

Overwegingen

Geen zitting
2. Belanghebbenden hebben verzocht om een behandeling op een zitting van de geheimhoudingskamer. De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [3] De geheimhoudingskamer komt tot dit oordeel omdat belanghebbenden zich voldoende op schrift hebben kunnen uitlaten over de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding en een zitting in het kader van deze geheimhoudingsprocedure weinig zal toevoegen.
Kader voor beoordeling
2.1.
De omstandigheid dat een stuk behoort tot de op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt in beginsel met zich dat dit stuk in zijn geheel en ongeschoond dient te worden overgelegd. Hetgeen is bepaald in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van (delen van) stukken te weigeren (geheimhouding) of de geheimhoudingskamer mede te delen dat uitsluitend de rechter die de hoofdzaak beslist (de hoofdkamer) kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
2.2.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid worden betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming van (delen) van die stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
2.3.
De geheimhoudingskamer stelt voorop dat de beoordeling of een stuk is aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb en door de inspecteur moet worden overgelegd toebehoort aan de hoofdkamer. In het onderstaande toetst de geheimhoudingskamer alleen of geheimhouding van de gedeeltelijk geheimgehouden stukken gerechtvaardigd is, waarbij wordt verondersteld dat deze stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn.
2.4.
De geheimhoudingskamer heeft kennisgenomen van de gedeeltelijk geheimgehouden stukken en van de geschoonde stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming tegenover de afweging van de inspecteur om (delen van) de stukken geheim te houden.
2.5.
Op verschillende pagina’s van de geschoonde stukken zijn namen, telefoonnummers en e-mailadressen van Nederlandse en buitenlandse belastingambtenaren en van rechters-commissaris, alsook gegevens die naar personen herleidbaar zijn (zoals bankrekeningnummers en namen van banken) en die niet direct betrekking hebben op belanghebbenden om redenen van privacy (reden A en reden B) onleesbaar gemaakt. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbenden hebben bij kennisneming van deze gegevens. Bovendien heeft de inspecteur NN-nummers vermeld die corresponderen met de bij de geheimgehouden stukken overgelegde lijst. Daardoor zijn de Nederlandse ambtenaren wel individualiseerbaar en zouden zij op zich met deze anonieme aanduiding als ‘te horen personen’ kunnen worden aangewezen. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor de onleesbaar gemaakte passages geldt dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
2.6.
Specifiek ten aanzien van bijlage 4 overweegt de geheimhoudingskamer dat in dit stuk gegevens onleesbaar zijn gemaakt om redenen van privacy (reden A en reden B). Daarvoor geldt hetgeen de geheimhoudingskamer hiervoor in 2.5 heeft geoordeeld.
2.6.1.
Daarnaast zijn in het memo ‘Plan van aanpak Luxemburgse info’ passages onleesbaar gemaakt onder de redenen C1 en C3 (pagina 2) en in het memo ‘Logboek Luxemburgse info’ onder de redenen C1 en C2 (pagina 9). In de bijlagen bij deze stukken zijn passages onleesbaar gemaakt onder de redenen C1 (pagina 21, 28, 29, 30) en D (pagina 28, 29 en 30). Gelet op de inhoud van deze passages weegt ook daarvoor geheimhouding van die passages aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbenden in deze zaak bij kennisneming van die gegevens. Dit geldt echter niet voor de passage op pagina 26 (bijlage 8) die onleesbaar is gemaakt onder de redenen C1 en C3. De geheimhoudingskamer ziet niet in hoeverre deze passage te maken heeft met het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle- en/of behandelstrategie of op welke wijze de passage tot calculerend gedrag en/of anticiperend gedrag van een belastingplichtige kan leiden.
2.6.2.
In het memo aandachtspunten projecten Verhuld Vermogen ten slotte zijn passages onleesbaar gemaakt onder de redenen C1 (pagina 2, 15, 23, 24, 26, 27, 28), C2 (pagina 2, 15, 23, 24, 26, 27), C3 (pagina 2, 15, 26, 27) en D (pagina 2, 23, 24, 27, 28). Uitgezonderd de passages in de tweede en derde alinea van pagina 26 geldt voor deze passages dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen, omdat het hierbij gaat om een strategiebepaling dan wel om niet voor de individuele zaken relevante persoonlijke opvattingen. De passages in de tweede en derde alinea van pagina 26 geven echter de stand van zaken in de jurisprudentie weer waarvoor geldt dat geheimhouding niet gerechtvaardigd is.
2.7.
In bijlage 7 zijn gegevens onleesbaar gemaakt om redenen van privacy. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is dit gerechtvaardigd (zie 2.5). Voor de onleesbaar gemaakte gegevens op pagina 1495 en pagina 1520 geldt dit echter niet. De geheimhoudingskamer ziet geen gewichtige reden om namen van landen geheim te houden.
2.8.
Het voorgaande betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van delen van de bijlagen 5, 7a, 8, 9, 10, 11, 38, 50, 51, 57, 62, 68, 69 en 78 gerechtvaardigd is. Het verzoek om geheimhouding van delen van de bijlagen 4 en 7 is deels gerechtvaardigd.
2.9.
De inspecteur wordt door de geheimhoudingskamer in de gelegenheid gesteld schriftelijk aan de rechtbank mede te delen welke consequenties hij aan de beslissing van de geheimhoudingskamer verbindt. Dat betekent dat de inspecteur de keuze moet maken de tussenbeslissing van de geheimhoudingskamer (geheel) na te leven of dat niet (geheel) te doen, in welk laatste geval hij de uit toepassing van artikel 8:31 van de Awb mogelijkerwijs voortvloeiende consequenties zal moeten aanvaarden. [4]

Beslissing

De geheimhoudingskamer:
  • wijst het verzoek om geheimhouding toe voor de delen van de stukken zoals beschreven in 2.5 tot en met 2.7;
  • wijst het verzoek om geheimhouding voor het overige af;
  • verzoekt de inspecteur om binnen twee weken na verzending van deze beslissing aan de rechtbank te berichten of hij bereid is de delen van de geheimgehouden stukken waarvoor het verzoek is afgewezen in het geding te brengen, en zo ja, dit te doen binnen de genoemde termijn van twee weken na verzending van deze beslissing.
Deze beslissing is genomen door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 28 april 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Het verweerschrift heeft betrekking op de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de nummers BRE 24/6212 tot en met BRE 24/6216.
2.Het verweerschrift heeft betrekking op de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de nummers BRE 24/6206 tot en met BRE 24/6211.
3.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.
4.HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3600.