ECLI:NL:RBZWB:2025:2558

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
BRE 23/9165
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

Op 30 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/9165, waarin belanghebbende een verzoek indiende om de inspecteur van de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van zijn beroep tegen een besluit van de inspecteur van 27 juli 2023. De rechtbank heeft de inspecteur de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek, maar de inspecteur gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De rechtbank overwoog dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. In dit geval was de inspecteur echter niet tegemoetgekomen aan belanghebbende, aangezien de conserverende aanslag IB/PVV 2017 in stand was gebleven.

Belanghebbende had ook gevraagd om vergoeding van wettelijke rente, maar de rechtbank kon hier niet inhoudelijk op ingaan omdat het beroep was ingetrokken. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9165

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de inspecteur van 27 juli 2023.
1.1.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De inspecteur heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de inspecteur aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
5. Op 21 augustus 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard en het verzoek om ambtshalve vermindering van de conserverende aanslag IB/PVV 2017 is afgewezen. De rechtbank heeft beide partijen uitgenodigd op de zitting van 6 februari 2025 te Breda. Het onderzoek is vervolgens geschorst zodat partijen in overleg konden gaan om overzicht te scheppen en bestaande onduidelijkheden te bespreken. Na een afstemmingsoverleg met de inspecteur heeft belanghebbende het beroep ingetrokken. De conserverende aanslag IB/PVV 2017 is in stand gebleven. Hiermee is de inspecteur dus niet tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende. Er bestaat daarom geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
6. Belanghebbende heeft bij de intrekking de vraag opgeworpen of hij recht heeft op vergoeding van wettelijke rente. Aangezien het beroep is ingetrokken, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van dat verzoek. Als belanghebbende meent dat hij recht heeft op vergoeding van rente, dient hij dat verzoek bij de inspecteur in te dienen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 30 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).