ECLI:NL:RBZWB:2025:2561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/8298
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV tot betaling van proceskosten na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025, wordt het verzoek van verzoekster om veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar door het UWV, maar trok dit beroep in nadat het UWV op 24 januari 2025 alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het UWV heeft aangegeven bereid te zijn de griffierechtkosten van € 51,00 en de gemaakte proceskosten van € 453,50 te vergoeden aan verzoekster.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het UWV geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is het UWV op 24 januari 2025 tegemoetgekomen aan verzoekster door een beslissing te nemen, waardoor de rechtbank het verzoek als kennelijk gegrond toewijst.

De rechtbank bepaalt dat het UWV € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster moet vergoeden, omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast moet het UWV het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8298 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. A. Gündogan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar van het UWV. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 24 januari 2025 alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de rechtbank meegedeeld dat hij bereid is de griffierechtkosten (€ 51,00) en gemaakte proceskosten (€ 453,50) te vergoeden aan verzoekster.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 11 december 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar. Het UWV heeft op 24 januari 2025 alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50, omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. De zaak gaat alleen over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Daarom is een factor 0,5 toegepast op de hoogte van het standaard bedrag. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [3] Het UWV heeft al toegezegd het griffierecht te zullen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 25 april 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.