ECLI:NL:RBZWB:2025:2562

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/6783
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende Woo-verzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn Woo-verzoek van 20 juli 2024, maar trok dit beroep in nadat het college op 24 juli 2024 en 20 september 2024 (deel)besluiten had genomen. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het college heeft aangegeven dat het verzoek moet worden afgewezen.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af en legt uit dat, volgens de wet, een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank moet eerst beoordelen of het beroepschrift voldeed aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat verzoeker het beroep niet tijdig heeft ingediend, omdat er al besluiten waren genomen door het college voordat het beroepschrift werd ingediend. Hierdoor voldoet het beroepschrift niet aan de vereisten van de Awb.

De rechtbank concludeert dat het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk ongegrond is en wijst dit verzoek af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, met inachtneming van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6783 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het uitblijven van een besluit op zijn Woo-verzoek van 20 juli 2024. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat het college op 24 juli 2024 en 20 september 2024 (deel)besluiten inzake zijn Woo-verzoek heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft hierop gereageerd en is van mening dat het verzoek moet worden afgewezen.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Voldeed het beroepschrift aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. Voordat de rechtbank deze vraag kan beantwoorden, dient de rechtbank eerst te beoordelen of het beroepschrift voldeed aan de vereisten als genoemd in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.1.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4.2.
Het college stelt dat verzoeker het beroep niet tijdig beslissen heeft ingediend nadat er op 24 juli 2024 en 20 september 2024 al besluiten zijn genomen inzake het Woo-verzoek en heeft een kopie van deze besluiten overgelegd. Verzoeker heeft niet betwist dat de besluiten zijn ontvangen. Daaruit volgt dat ten tijde van het indienen van het beroepschrift op 26 september 2024 geen sprake (meer) was van niet tijdig beslissen. In dit geval heeft verzoeker tevens geen ingebrekestelling overgelegd waarmee hij het college heeft medegedeeld dat zij in gebreke is. Het beroepschrift voldoet daarmee niet aan beide vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Als het beroep niet was ingetrokken, zou de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren.
4.3.
De rechtbank concludeert dat met de besluiten van 24 juli 2024 en 20 september 2024 niet tegemoet gekomen is aan het daarna ingediende beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het verzoek van verzoeker om het college te veroordelen in de proceskosten zal daarom als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 25 april 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).