ECLI:NL:RBZWB:2025:2584

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
02-066324-23, 02-322551-22 en 02-210367-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere straatroven, heling van een telefoon en pogingen tot gewapende overvallen

Op 29 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere straatroven, de heling van een telefoon en pogingen tot gewapende overvallen op een tankstation en een casino. De rechtbank heeft de zaken onder de parketnummers 02-066324-23, 02-322551-22 en 02-210367-23 gevoegd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 365 dagen met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft overwogen dat er geen voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd wordt, omdat het recidiverisico niet hoog is door positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt en bedreigingen heeft geuit om slachtoffers te dwingen tot afgifte van waardevolle spullen. De feiten zijn gepleegd in Tilburg en Breda, waarbij de verdachte en zijn mededaders slachtoffers hebben gedwongen tot afgifte van telefoons, geld en andere persoonlijke bezittingen. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft zich in de afgelopen periode positief ontwikkeld, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om geen voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten, waarbij de impact op de slachtoffers is benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-066324-23, 02-322551-22 en 02-210367-23
vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
De zaak is inhoudelijk met gesloten deuren behandeld op de zitting van 1 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld.
Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 15 april 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is in de zaak
02-066324-23gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-066324-23:feit 1: op 26 november 2022 in Tilburg samen met anderen [aangever 1] en [aangever 2] met geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van telefoons, bankpas en ID-kaart.
feit 2: op 26 november 2022 in Tilburg samen met anderen geld van [aangever 1] heeft gestolen door te pinnen met de bankpas van [aangever 1] .
feit 3: op 2 december 2022 in Tilburg samen met anderen [aangever 3] met geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon en geld; subsidiair zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de telefoon.
02-322551-22:feit 1: op 26 oktober 2022 in Breda samen met anderen [aangever 4] met geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een jas en een paar schoenen.
feit 2: op 27 oktober 2022 in Breda samen met anderen [aangever 5] en [aangever 6] met geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een jas, telefoons en een portemonnee.
02-210367-23:feit 1: op 22 juli 2023 in Tilburg heeft geprobeerd een gewapende overval te plegen op een tankstation.
feit 2: op 27 juli 2023 in Berkel-Enschot samen met anderen heeft geprobeerd een gewapende overval te plegen op een casino.
feit 3: zich op 7 augustus 2023 in Tilburg schuldig heeft gemaakt aan heling van een mobiele telefoon.
feit 4: zich op 26 juli 2023 in Tilburg schuldig heeft gemaakt aan heling van een scooter en een kentekenplaat.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van de heling van de scooter en de kentekenplaat nu hij op zitting de diefstal heeft bekend en er dus geen sprake is van heling. Hij acht de overige feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangiften en de bekennende verklaring die de verdachte op zitting heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de heling van de scooter en de kentekenplaat, gelet op de verklaring van verdachte op zitting dat hij deze heeft gestolen. Verdachte kan dan niet worden vervolgd voor de heling van die goederen. Ten aanzien van de overige feiten refereert de verdediging zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
02-066324-23:
Feiten 1 en 2
Aangezien verdachte ten aanzien van deze feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 1 april 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 27 november 2022, opgenomen op pagina 115 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Seacliff ZB4R022099- Miflin ZB4R022093 en Rabun ZB4R022098;
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever 1] d.d. 27 november 2022, opgenomen op pagina 121 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Seacliff ZB4R022099- Miflin ZB4R022093 en Rabun ZB4R022098;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 27 november 2022, opgenomen op pagina 130 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Seacliff ZB4R022099- Miflin ZB4R022093 en Rabun ZB4R022098.
Feit 3
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 1 april 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] d.d. 3 december 2022, opgenomen op pagina 259 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Seacliff ZB4R022099- Miflin ZB4R022093 en Rabun ZB4R022098.
02-322551-22:Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 1 april 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] d.d. 6 november 2022, opgenomen op pagina 172 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Seacliff ZB4R022099- Miflin ZB4R022093 en Rabun ZB4R022098;
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 1 april 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] d.d. 27 oktober 2022, opgenomen op pagina 206 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Seacliff ZB4R022099- Miflin ZB4R022093 en Rabun ZB4R022098;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] d.d. 27 oktober 2022, opgenomen op pagina 212 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Seacliff ZB4R022099- Miflin ZB4R022093 en Rabun ZB4R022098;
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever 6] d.d. 28 oktober 2022, opgenomen op pagina 215 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Seacliff ZB4R022099- Miflin ZB4R022093 en Rabun ZB4R022098.
02-210367-23
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 1 april 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] d.d. 23 juli 2023, opgenomen op pagina 64 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Pinetop ZB4R023057 en
Peoria ZB4R023056.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 1 april 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] d.d. 3 augustus 2023, opgenomen op pagina 135 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Pinetop ZB4R023057 en
Peoria ZB4R023056.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] d.d. 3 augustus 2023, opgenomen op pagina 146 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Pinetop ZB4R023057 en Peoria ZB4R023056.
Feit 3
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 1 april 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] d.d. 7 augustus 2023, opgenomen op pagina 235 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers Pinetop ZB4R023057 en Peoria ZB4R023056.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-210367-23
Feit 4
Verdachte heeft verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de scooter en kentekenplaat. Aangezien er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde opzetheling van de scooter en kentekenplaat zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-066324-23
Feit 1
op 26 november 2022 te Tilburg , op of aan de openbare weg (het Reeshofpark), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van
telefoons en een bankpas en een ID-kaart,
die aan die [aangever 1] en/of [aangever 2] toebehoorden door
- met scooters de weg van die [aangever 1] en [aangever 2] te blokkeren en te zeggen dat die [aangever 1] en [aangever 2] op de grond moesten zitten en
- die [aangever 1] en [aangever 2] de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven -
- dat wanneer zij op zouden staan en weg zouden rennen en als ze de politie zouden bellen dat ze hen dan in elkaar zouden slaan en
- die [aangever 1] en [aangever 2] de woorden toe te voegen: "Je moet je spullen inleveren, anders sla ik je dood” en “Dit tegen niemand doorvertellen, anders zoeken we je op. We weten waar je woont. Dan pakken we jou en je familie en laten we je verdrinken” en
- tegen die [aangever 1] en [aangever 2] te zeggen/roepen dat zij hun spullen uit hun zakken moesten halen en hun telefoons moesten afgeven en
- tegen die [aangever 1] en [aangever 2] te zeggen/roepen dat zij de (toegangs)codes van hun telefoons moesten afgeven en
- die [aangever 2] te dwingen het wachtwoord van de iCloud van zijn telefoon in te voeren en meermalen, tegen het achterhoofd van die [aangever 2] te slaan en daarbij de woorden toe te voegen: "Als je het nu niet doet, dan gebeurt er iets" en "Als je nu niet je wachtwoord van je iCloud weet, dan schiet ik je dood" en daarbij een metalen voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 2] te houden en
- ( vervolgens) die telefoons te resetten naar fabrieksinstellingen en
- die [aangever 1] de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat hij de pincode van zijn pinpas moest afgeven en hoeveel geld er op de rekening van die [aangever 1] stond en dat er nog meer geld op zijn rekening stond en als hij zou liegen hij die [aangever 1] zou slaan en
- die [aangever 2] te fouilleren en die [aangever 2] bij zijn arm vast te pakken en richting een pad op te duwen;
Feit 2
op 26 november 2022 te Tilburg , tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag (200 euro), dat aan [aangever 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen bankpas met bijbehorende pincode;
Feit 3
op 2 december 2022 te Tilburg , op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van
een telefoon (merk Apple iPhone XR) en geld (10 euro),
dat aan die [aangever 3] toebehoorde door
- die [aangever 3] (met kracht) bij zijn nek vast te pakken en daarbij een scooterslot te tonen en in zijn handen vast te houden en
- die [aangever 3] de woorden toe te voegen: “Geef je telefoon" en "Geef me je code, geef me je code" en - zakelijk weergegeven - dat hij de Apple ID gegevens moest geven en (vervolgens) die telefoon te resetten naar fabrieksinstellingen;
02-322551-22
Feit 1
op 26 oktober 2022 te Breda, op of aan de openbare weg (de Claudius Prinsenlaan), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
een jas en een paar schoenen (Yeezy),
die aan die [aangever 4] toebehoorden door
- die [aangever 4] (met kracht) bij zijn nek en schouder vast te pakken en
- die [aangever 4] meermalen, op/tegen zijn kaak te slaan en
- die [aangever 4] een mes te tonen, en daarbij (vervolgens) die [aangever 4] de woorden toe te voegen: "doe je jas maar uit";
Feit 2
op 27 oktober 2022 te Breda, op of aan de openbare weg (het Valkenbergpark), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 5] en [aangever 6] heeft gedwongen tot de afgifte van
een jas (merk Parajumper
s) en
een telefoon (merk Apple iPhone 8) en
een portemonnee (met inhoud) en
een telefoon (merk Apple iPhone 11),
die aan die [aangever 5] en/of [aangever 6]
toebehoorden door
- die [aangever 5] bij zijn nek vast te pakken en
- die [aangever 5] en [aangever 6] de woorden toe te voegen: "Blijf staan anders doen we je vriend iets
aan" en/of "Telefoon, telefoon en als je die niet geeft gebeurt er iets met je vriend" en/of "Doe je jas uit en geef je telefoon anders steek ik je neer" en
- die [aangever 5] tegen zijn hoofd te slaan en
- die [aangever 6] tegen zijn kaak te slaan en
- die [aangever 6] om geld gevraagd en
- die [aangever 5] en [aangever 6] om de toegangscodes van hun telefoons te vragen
- ( vervolgens) die telefoon van [aangever 6] te resetten naar fabrieksinstellingen en
- die [aangever 6] de woorden toe te voegen: "Doe geen aangifte, want dan schieten we je neer";
02-210367-23
Feit 1
op 22 juli 2023 te Tilburg
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, dat toebehoorde aan Tankstation [tankstation], gelegen aan de [locatie 1] te Tilburg , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en tedoen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 7] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [aangever 7] en dat
op eenvuurwapen
gelijkend voorwerpop aangeefster heeft gericht en
- naar die [aangever 7] de woorden 'geef geld' heeft geroepen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 27 juli 2023 te Berkel-Enschot in vereniging, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, dat toebehoorde aan [casino], gelegen aan de [locatie 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 8] en [aangever 9] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
en zijn mededaders
- een hamer, mes en een
op eenvuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en/of gericht aan/op die [aangever 8] en/of [aangever 9]
- naar die [aangever 8] en/of [aangever 9] de woorden “Doe de kassa open, jij bent verantwoordelijk” en “Geld nu” en “Blijf op de grond liggen” heeft geroepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
op 7 augustus 2023 te Tilburg , een mobiele telefoon, te weten een Apple Iphone 14, heeft
verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover in de tenlastelegging omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Deze woorden zijn vetgedrukt in de hiervoor weergegeven tekst.
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte een jeugddetentie van 120 dagen op te leggen, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij is het niet de bedoeling dat verdachte nog terug de jeugdgevangenis in moet. Voorts vordert de officier van justitie aan verdachte een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen jeugddetentie op te leggen. Daarnaast vordert de officier van justitie een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ) aan verdachte op te leggen onder de voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd en te bepalen dat de voorwaarden die gekoppeld zijn aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn in jeugdstrafzaken. Daarnaast heeft de verdediging moeite met de adviezen uit de inmiddels achterhaalde rapporten. Verdachte is volwassener geworden, heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en heeft hulpverlening geaccepteerd. Het advies om verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen stamt uit medio 2024 en die situatie is inmiddels aanzienlijk gewijzigd in positieve zin. Daarnaast kan, wat de verdediging betreft, niet meer gesproken worden van een hoog recidiverisico. Verdachte is sinds de zomer van 2023 niet meer in aanraking geweest met politie en justitie voor dergelijke feiten. Er is langdurig elektronisch toezicht geweest, hij heeft zich aan strikte schorsingsvoorwaarden gehouden en laat zich begeleiden door de jeugdreclassering. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook om het advies van de deskundigen niet over te nemen en geen voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Ook een werkstraf lijkt, gezien het reële risico op overvraging van verdachte, niet haalbaar. De verdediging kan zich voorstellen dat de rechtbank ervoor kiest om een aantal maanden voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen als stok achter de deur om verdachte gemotiveerd te houden de huidige positieve ontwikkeling vast te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte is in het laatste kwartaal van 2022 en in de zomer van 2023 betrokken geweest bij ernstige strafbare feiten. Zo heeft hij zich meermaals, veelal samen met anderen, schuldig gemaakt aan de heling van een telefoon, meerdere straatroven en een poging tot gewapende overval op een tankstation en een casino. Bijna alle slachtoffers hebben te maken gehad met geweld of bedreiging met geweld. De medewerkers van het tankstation en het casino zijn onder meer bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het is voor alle slachtoffers steeds een zeer beangstigende situatie geweest. Zo hebben de casinomedewerksters verklaard dat zij gedurende de overval continu bang waren dat zij ook daadwerkelijk door hun hoofd geschoten zouden worden omdat zij niet konden voldoen aan de eis van de verdachten, namelijk het geven van geld. Verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele wijze respect getoond voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en de eigendommen van een ander. Hij heeft bij het plegen van deze feiten kennelijk alleen aan zijn eigen (financiële) gewin gedacht en er niet over nagedacht dat hij daarmee de slachtoffers leed en schade zou kunnen toebrengen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten doorgaans nadelige psychische gevolgen voor de slachtoffers met zich brengen. Ook in het algemeen maken dit soort feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en versterkt en bevestigt het de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van de slachtoffers blijkt dat een aantal van hen nog dagelijks (forse) psychische gevolgen ervaren door het handelen van verdachte en zijn mededaders. Dit alles rekent de rechtbank verdachte dan ook aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij in het verleden niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het advies van de psycholoog drs. [naam 1] en psychiater [naam 2] d.d. 24 juni 2024. Hieruit blijkt, kort samengevat, dat er bij verdachte sprake is van een oppositioneel opstandige en normoverschrijdende gedragsstoornis en een scheefgroei in zijn persoonsontwikkelingen met antisociale en narcistische trekken. Daarnaast zijn er ook neurocognitieve problemen en problemen met zijn automatiseringsfunctie vastgesteld. Deze stoornissen worden verondersteld van invloed te zijn geweest bij de feiten. Nu verdachte ten tijde van het onderzoek niet wilde praten over de feiten, kunnen de deskundigen geen uitspraak doen over de toerekenbaarheid. Daarnaast was er, ten tijde van het opmaken van de rapportage, sprake van een hoog recidiverisico op geweldsmisdrijven en werden er geen beschermende factoren waargenomen. Gelet daarop wordt, na invulling van de PIJ-indicatie Wegingslijst, een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de rapportage van de Raad en de mondelinge toelichting daarop ter zitting. De Raad merkt op dat het advies is geschreven op het moment dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven. Die situatie is nu weliswaar anders, maar dat maakt het advies van de Raad niet anders. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt, conform het advies van de gedragsdeskundigen, nog altijd als meest passende stok achter de deur gezien. De Raad adviseert daarbij, naast de algemene voorwaarde dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten mag plegen, de bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte:
- zich niet onttrekt aan behandeling bij [ggz-instelling] of soortgelijke hulpverleningsorganisatie;
- zich niet onttrekt aan wonen en begeleiding bij [stichting] of soortgelijke
hulpverleningsorganisatie ook als dit beschermd wonen zal inhouden, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- zich niet onttrekt aan andere vormen van hulpverlening die naar oordeel van
de jeugdreclassering noodzakelijk worden geacht;
- zich actief inzet voor een volwaardige dagbesteding in de vorm van
school/werk/ alternatieve dagbesteding;
- inzicht geeft in sociale contacten wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zich zal inzetten voor het vergroten van een prosociaal netwerk, indien dit binnen de behandeling/hulp gericht op kans recidive in belang wordt geacht;
waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Tilburg opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting naar voren gebracht dat verdachte in de afgelopen jaren verantwoordelijker is geworden. Hij heeft zijn oude vriendengroep achter zich gelaten. Hij volgt een opleiding tot kapper, maar wil graag aan de slag als ervaringsdeskundige om jongeren te behoeden voor de fouten die hij zelf heeft gemaakt. Naast zijn opleiding krijgt verdachte hulp bij [ggz-instelling] en verblijft hij momenteel bij [stichting] in [woonplaats] . Hij heeft door dit alles een druk schema. Hij voert daarnaast ook nog een werkstraf uit maar dat verloopt niet goed. Mocht er worden overgegaan tot het opleggen van een werkstraf, dan bestaat er een reële kans op overvraging van verdachte.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – kan in bepaalde gevallen worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in de zaak met parketnummer 02-322551-22 dat verdachte op 9 december 2022 in verzekering is gesteld. Op dat moment is de redelijke termijn aangevangen. De rechtbank doet op 29 april 2025 uitspraak. Hoewel het een groot dossier betreft met meerdere verdachten en feiten en verdachte meermaals is aangehouden voor nieuwe feiten en het overtreden van de schorsingsvoorwaarden, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, gerekend vanaf het eerste bevel tot inverzekeringstelling, met ruim twaalf maanden. Zij zal deze overschrijding in strafmatigende zin meewegen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor een straatroof (vanaf) 60 uur werkstraf of dienovereenkomstige jeugddetentie wordt opgelegd. Voor een overval op een winkel (een tankstation en casino behoren ook tot die categorie) wordt (vanaf) vier maanden jeugddetentie opgelegd. Daarbij kan onder meer als strafverzwarende omstandigheid de bedreiging met een wapen worden aangenomen. De straf kan per strafverzwarende omstandigheid worden verhoogd met 60 uur taakstraf dan wel één maand jeugddetentie.
In de zaken ten aanzien van het tankstation en het casino neemt de rechtbank de bedreiging met een wapen in strafverzwarende zin mee in de bepaling van de hoogte van de straf.
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van de deskundigen en de Raad om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De rechtbank stelt vast dat het advies door de deskundigen, dat is overgenomen door de Raad, enigszins is gedateerd en is gebaseerd op een situatie die sindsdien in positieve zin is veranderd. Verdachte wilde destijds geen openheid van zaken geven, maar zijn proceshouding is inmiddels veranderd. Daarnaast heeft verdachte intensieve hulpverlening geaccepteerd en verblijft hij in een beschermde woonvorm. Verdachte heeft zijn blik op de toekomst gericht en wil afrekenen met zijn verleden. Gelet op voornoemde omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank, op basis van de thans voorliggende rapportages, niet langer gezegd worden dat sprake is van een hoog risico op recidive. De rechtbank zal het advies van de deskundigen om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen dan ook niet overnemen.
Dit neemt niet weg dat het van groot belang is dat verdachte de huidige positieve lijn weet vast te houden. Hij toont zich gemotiveerd, maar de hulpverlening betreft een fors traject wat veel van verdachte zal vragen. Een stok achter de deur is dan ook nog altijd noodzakelijk om de slagingskans van de hulpverlening te vergroten. Voorts houdt de rechtbank rekening met artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Op grond van het hiervoor overwogene zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen van 120 dagen met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dit houdt in dat verdachte niet terug naar de jeugdgevangenis hoeft. Naast deze onvoorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank verdachte ook een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen van 365 dagen met een proeftijd van twee jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd, evenwel met uitzondering van het meewerken aan het vergroten van een pro-sociaal netwerk. De rechtbank ziet er geen meerwaarde in om, naast de voorwaarde dat verdachte inzicht geeft in zijn sociale contacten, hem ook te verplichten zich in te zetten op het vergroten van een pro- sociaal netwerk
Evenmin zal de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er naar haar oordeel niet langer sprake is van een hoog recidiverisico op geweldsmisdrijven. Daarnaast zal de rechtbank, gezien het standpunt van de jeugdreclassering, niet overgaan tot het opleggen van een (onvoorwaardelijke) werkstraf, nu er een reëel risico bestaat dat verdachte, bij het opleggen daarvan, zal worden overvraagd. De rechtbank acht het zowel in het belang van verdachte als van de maatschappij dat hij zich volledig kan richten op zijn hulpverleningstraject, zodat hij zichzelf kan ontwikkelen en niet opnieuw met politie en justitie in aanraking zal komen.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering tot schadevergoeding van [aangever 1]
02-066324-23, feit 1
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 340,45 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Mobiele telefoon € 299,--;
  • Vervanging ID-kaart € 36,95;
  • Vervanging pinpas € 4,50.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Wel zal de rechtbank - evenals de officier van justitie en de raadsman - rekening houden met de dagwaarde van de telefoon en acht in dat kader een bedrag van € 199,-- toewijsbaar.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de benadeelde gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 240,45 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag door de mededader(s) is betaald, en andersom.
7.2
De vordering tot schadevergoeding van [aangever 3]
02-066324-23, feit 3
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 410,-- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij geen bedrag kan koppelen aan de door hem geleden immateriële schade.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Mobiele telefoon € 400,--;
  • Weggenomen geld € 10,--.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Wel zal de rechtbank - evenals de officier van justitie en de raadsman - rekening houden met de dagwaarde van de telefoon en acht in dat kader een bedrag van € 200,-- toewijsbaar.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de benadeelde gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 210,-- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren, ook ten aanzien van de immateriële schade. De benadeelde partij heeft geen schadebedrag ingevuld, waardoor de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten heeft om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Het niet toegewezen deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.
7.3
De vordering tot schadevergoeding van [aangever 4]
02-322551-22, feit 1
De benadeelde partij [aangever 4] vordert een schadevergoeding van € 387,25 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Weggenomen jas € 167,25;
  • Weggenomen schoenen € 220,--.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. De officier van justitie heeft aangegeven dat, in het kader van het onderzoek, de schoenen van de benadeelde partij in beslag zijn genomen en dat deze inmiddels aan de benadeelde partij zijn geretourneerd. Deze gevorderde kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de jas stelt de rechtbank vast dat deze schade in een voldoende verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Wel zal de rechtbank rekening houden met de dagwaarde van de jas en acht in dat kader een bedrag van € 150,-- toewijsbaar.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de benadeelde gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 150,-- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de jas niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het op de schoenen betrekking hebbende gevorderde bedrag van € 220,-- zal worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag door de mededader(s) is betaald, en andersom.
7.4
De vordering tot schadevergoeding van [aangever 5]
02-322551-22, feit 2
De benadeelde partij [aangever 5] heeft € 700,-- als vergoeding van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in eer of goede naam. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Bij de beoordeling van de omvang van die schade houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank acht aldus een bedrag van € 500,-- billijk, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade dan ook toewijzen tot een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
27 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag door de mededader(s) is betaald, en andersom.
7.5
De vordering tot schadevergoeding van [aangever 6]
02-322551-22, feit 2
De benadeelde partij [aangever 6] vordert een schadevergoeding van € 1.223,95. Er wordt vergoeding van € 623,95 aan materiële schade gevorderd en € 600,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het bedrag aan materiële schade betreft de vervanging van een telefoon ten bedrage van
€ 623,95.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Wel zal de rechtbank rekening houden met de dagwaarde van de telefoon en acht in dat kader een bedrag van € 500,-- toewijsbaar.
De benadeelde partij heeft € 600,-- als vergoeding van immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in eer of goede naam. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Bij de beoordeling van de omvang van die schade houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank acht aldus een bedrag van € 500,-- billijk, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde schade dan ook toewijzen tot een bedrag van € 1.000,--, (€ 500,-- aan materiële schade en € 500,-- aan immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover de bedragen door de mededader(s) is betaald, en andersom.
7.6
De vordering tot schadevergoeding van [aangever 7]
02-210367-23, feit 1
De benadeelde partij [aangever 7] vordert een schadevergoeding van € 2.505,41. Er wordt vergoeding van € 5,41 aan materiële schade gevorderd en € 2.500,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het bedrag aan materiële schade betreft reiskosten ten behoeve van een DNA-onderzoek ten bedrage van € 5,41.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde partij heeft € 2.500,-- als vergoeding van immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in eer of goede naam. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Bij de beoordeling van de omvang van die schade houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank acht aldus het gevorderde bedrag van € 2.500,-- billijk, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot schadevergoeding in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
7.7
De vordering tot schadevergoeding van [aangever 9]
02-210367-23, feit 2
De benadeelde partij [aangever 9] heeft € 5.000,-- als vergoeding van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in eer of goede naam. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Bij de beoordeling van de omvang van die schade houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank acht aldus een bedrag van € 4.000,-- billijk, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. In dat kader wijst de rechtbank op haar vonnis van 4 maart 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1248.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade dan ook toewijzen tot een bedrag van € 4.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
27 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag door de mededader(s) is betaald, en andersom.
7.8
De vordering tot schadevergoeding van [aangever 8]
02-210367-23, feit 2
De benadeelde partij [aangever 8] heeft € 5.000,-- als vergoeding van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook wordt gevorderd de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in eer of goede naam. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Bij de beoordeling van de omvang van die schade houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank acht aldus een bedrag van € 4.000,-- billijk, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. In dat kader wijst de rechtbank op haar voormelde vonnis van 4 maart 2025.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade dan ook toewijzen tot een bedrag van € 4.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
27 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag door de mededader(s) is betaald, en andersom.
7.9
De vordering tot schadevergoeding van [aangever 10]
02-210367-23, feit 3
De benadeelde partij [aangever 10] vordert een schadevergoeding van € 1.900,--. Er wordt vergoeding van € 900,-- aan materiële schade (vervanging telefoon) gevorderd en € 1.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook wordt gevorderd de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank stelt vast dat de gevorderde schade van de benadeelde partij is ontstaan door de diefstal van haar telefoon. Verdachte is echter door het Openbaar Ministerie vervolgd voor de opzetheling van de telefoon, welk feit door de rechtbank bewezen wordt verklaard. Nu de schade van de benadeelde partij niet is ontstaan door het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.

8.Het beslag

8.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechtmatige eigenaren, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer, onder verdachte in beslag zijn genomen en niet aan een ander toebehoren.
8.3
Verbeurdverklaring
De rechtbank acht het hierna in de beslissing genoemde in beslaggenomen voorwerp vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met behulp van dit voorwerp de strafbare feiten zijn begaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 311, 312, 317, 416, van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02-210367-23 tenlastegelegde feit 4;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-066324-23
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 3: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
02-322551-22
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
02-210367-23
feit 1: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden gemakkelijk te maken;
feit 2: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte voorts tot
een jeugddetentie van 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich niet onttrekt aan behandeling bij [ggz-instelling] of soortgelijke hulpverleningsorganisatie;
* zich niet onttrekt aan wonen en begeleiding bij [stichting] of soortgelijke hulpverleningsorganisatie ook als dit beschermd wonen zal inhouden, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
* zich niet onttrekt aan andere vormen van hulpverlening die naar oordeel van de jeugdreclassering noodzakelijk worden geacht;
* zich actief inzet voor een volwaardige dagbesteding in de vorm van school/werk/ alternatieve dagbesteding;
* inzicht geeft in sociale contacten wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
- draagt de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie [woonplaats] , op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Van rechtswege geldende voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Beslag
02-066324-23
- gelast de teruggave aan de rechtmatige eigenaar, te weten de bank/financiële instelling, van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* een bankpas (Omschrijving: G_749256, Rabobank pas Nivillac);
* een bankpas (Omschrijving: G_749259, Rabo Wereldpas Bouichi);
- gelast de teruggave aan D. van Helfteren van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een collegekaart (omschrijving: G_749261, entree [college 1] )
* een collegekaart (omschrijving: G_749260, [college 2] )
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* een mobiele telefoon (omschrijving: G2567646, Zwart, merk: Apple)
02-322551-22
- gelast de teruggave aan de rechtmatige eigenaar van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* een mobiele telefoon (Omschrijving: PL2000-ZB4R022099_749248, zwart, merk: Apple)
- gelast de teruggave aan [aangever 5] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* een jas (omschrijving: G2568615, Grijs, merk: Parajumpers S);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een trainingsjas (omschrijving: G_749337, blauw, merk: North Face)
* een jas (omschrijving: G_749257, zwarte "bomber" jas met rood tekentje van Ralph Lauren, zwart, merk: Ralph Lauren)
Benadeelde partijen
02-066324-23, feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 240,45 (zegge: tweehonderdenveertig euro en vijfenveertig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] (feit 1), € 240,45 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
02-066324-23, feit 3
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van € 210,-- (zegge: tweehonderdentien euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3] (feit 3), € 210,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
02-322551-22, feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 4] van € 150,-- (zegge: éénhonderdenvijftig euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering ten aanzien van de jas (te weten € 17,25) niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 4] (feit 1), € 150,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de vordering
(€ 220,--) af;
02-322551-22, feit 2
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 5] van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 5] (feit 2), € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
02-322551-22, feit 2
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 6] van € 1.000,-- (zegge: éénduizend euro), waarvan € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro) aan materiële schade en
€ 500,-- (zegge: vijfhonderd euro) aan immateriële schade. vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 6] (feit 2), € 1.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
02-210367-23, feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 7] van € 2.505,41 (zegge: tweeduizendvijfhonderdenvijf euro en éénenveertig cent), waarvan € 5,41 (zegge: vijf euro en éénenveertig cent) aan materiële schade en € 2.500,-- (zegge: tweeduizendenvijfhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2023 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 7] (feit 1), € 2.505,41 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
02-210367-23, feit 2
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 9] van € 4.000,--(zegge: vierduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 9] (feit 2), € 4.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
02-210367-23, feit 2
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 8] van € 4.000,-- (zegge: vierduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
27 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 8] (feit 2), € 4.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
02-210367-23, feit 3
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 10] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Toekoen, voorzitter, mr. E.J. Govaers en mr. M. Pellikaan, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van I.H.E. van Diepen en R. Rozendaal, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 april 2025.
Mr. Pellikaan en mr. Govaers en griffier Rozendaal zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.