ECLI:NL:RBZWB:2025:2650

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
02-323059-20 en 02-292289-20 (20-001101-21 hof)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel en beoordeling van recidiverisico

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1995 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Hoogvliet in Rotterdam. De ISD-maatregel was eerder opgelegd voor de duur van twee jaar, en de rechtbank moest beoordelen of deze maatregel voortgezet moest worden. De officier van justitie, mr. M. Poirters, en de raadsman van de veroordeelde, mr. M. de Reus, hebben hun standpunten toegelicht tijdens de zitting op 18 april 2025. De deskundige, senior casemanager ISD, heeft geadviseerd tot voortzetting van de maatregel, gezien het hoge recidiverisico en de zorgen over geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en dat de GVM-status van de veroordeelde belet dat er behandelingen en trainingen plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat er geen omstandigheden zijn die de voortijdige beëindiging van de ISD-maatregel rechtvaardigen. De gezondheidssituatie van de ouders van de veroordeelde is niet relevant in dit kader. De rechtbank beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummers: 02-323059-20 en 02-292289-20 (20-001101-21 hof)
Beslissing tussentijdse beoordeling ISD-maatregel van 2 mei 2025
Aan veroordeelde
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Hoogvliet in Rotterdam,
is de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het vonnis van deze rechtbank van 22 april 2021 waaruit blijkt dat aan betrokkene de ISD-maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaar;
- het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 juni 2022 waarin voornoemd vonnis is bevestigd;
- het verzoek van de verdediging van 13 januari 2025 tot tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel;
- een rapportage tussentijdse toetsing tenuitvoerlegging ISD-maatregel van [deskundige], senior casemanager ISD, namens de directeur van de P.I. Hoogvliet in Rotterdam van 7 april 2025, over het verloop van de ISD-maatregel en inhoudende het advies tot voortzetting van de ISD-maatregel;
- de door de verdediging aan de rechtbank op voorhand van de zitting toegezonden stukken.

2.De procesgang

Tijdens het onderzoek ter zitting van de rechtbank van 18 april 2025 is de officier van justitie mr. M. Poirters gehoord.
Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.
Verder is deskundige [deskundige], senior casemanager ISD bij P.I. Hoogvliet, gehoord.
In de rapportage tussentijdse toetsing tenuitvoerlegging ISD-maatregel van de P.I. Hoogvliet in Rotterdam van 7 april 2025 wordt geadviseerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Er zijn ernstige zorgen op het gebied van geweld. Gelet op de GVM-status (gedetineerde met een vlucht en/of maatschappelijk risico) van betrokkene hebben nog geen interventies gericht op zijn gedrag plaatsgevonden. De komende periode zal er verder worden ingezet om betrokkene te blijven motiveren om zijn gedrag binnen de P.I. te verbeteren, zodat zijn vrijheden verder kunnen worden uitgebreid. Op deze manier kan betrokkene ook gaan toewerken naar een totale opheffing van zijn GVM-status. Zodra de GVM-status niet meer van toepassing is, kan volledige uitvoering worden gegeven aan zijn ISD-trajectplan. Zonder behandeling, training, een zinvolle dagbesteding en een passende woonplek met adequate begeleiding, verwacht de P.I. dat betrokkene zal gaan recidiveren bij opheffing van de ISD-maatregel.
De deskundige heeft daar ter zitting nog het volgende aan toegevoegd. Bij goed gedrag kan de GVM-status van betrokkene in juni worden opgeheven. In dat geval kunnen meer vrijheden volgen en kan betrokkene op enig moment volledig extramuraal in een beschermde woonvorm gaan wonen. Er zijn inmiddels al meerdere aanmeldingen gedaan bij beschermde woonvormen. Ook zijn aanmeldingen gedaan voor trainingen.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.

4.Het standpunt van de verdediging

De raadsman van betrokkene heeft ter zitting aangevoerd dat er twee redenen zijn waarom het verzoek moet worden toegewezen. Ten eerste betreft dat de gezondheidssituatie van beide ouders van betrokkene. Er is geen andere optie dan opheffing van de ISD-maatregel om ervoor te zorgen dat betrokkene langer dan een beperkte periode naar zijn ouders kan gaan om voor hen te zorgen. Ten tweede betreft dat de GVM-status van betrokkene, waardoor behandeling en de opbouw van vrijheden worden belet. In juni wordt deze status beoordeeld, maar de verwachting is niet dat deze zal worden beëindigd. De ervaring leert dat altijd een tussenstap wordt gemaakt door een aantal maatregelen af te schalen. Behandeling, dagbesteding en een woonplek kunnen ook op een andere manier worden geregeld dan binnen de ISD.

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank moet beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive. Op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering moet in dat kader worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast of verloedering van het publieke domein, waarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt.
Uit de rapportage en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat er ernstige zorgen zijn op het gebied van geweld. Betrokkene heeft zich in de P.I. verbaal agressief gedragen en heeft meerdere disciplinaire straffen gehad. Door de GVM-status van betrokkene kan geen volledige uitvoering worden gegeven aan het ISD-trajectplan. Er is daardoor nog geen aanvang gemaakt met behandeling en trainingen. Dit maakt dat bij beëindiging van de ISD-maatregel op dit moment de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten als hoog wordt ingeschat. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat bij voortijdige beëindiging van de ISD-maatregel het risico op onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein aanwezig is.
Van een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt waardoor verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol zou zijn, is niet gebleken. Voortzetting daarvan is in ieder geval zinvol ter beveiliging van de maatschappij, maar ook ligt er een trajectplan waaraan uitvoering kan worden gegeven zodra de GVM-status van betrokkene vervalt. Er zijn al aanvragen voor beschermde woonvormen en trainingen gedaan. De bal ligt nu dus bij betrokkene om te gaan meewerken en er op die manier zelf voor te zorgen dat er stappen kunnen worden gemaakt.
De aangevoerde gezondheidssituatie van de ouders van betrokkene vormt geen omstandigheid die de rechtbank kan betrekken in haar oordeel gelet op het hiervoor genoemde juridisch kader.
De rechtbank is van oordeel dat er geen omstandigheden zijn die het voortijdig beëindigen van de ISD-maatregel rechtvaardigen en dat het noodzakelijk is dat de maatregel wordt voortgezet.

6.De beslissing

De rechtbank
- beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is vereist.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. R. Combee, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 mei 2025.
Mr. Speekenbrink en mr. Combee zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.