ECLI:NL:RBZWB:2025:2653

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
24/4058
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk wegens procesbelang

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de staatssecretaris van Financiën, omdat deze volgens eiser niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid. Het verzoek, ingediend op 7 maart 2024, betreft informatie over adresonderzoeken door de gemeente Tilburg op verzoek van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris na het instellen van het beroep alsnog op 7 juni 2024 een besluit heeft genomen. Eiser heeft aangegeven dat hij zich niet kan vinden in dit besluit en heeft op 1 november 2024 een aanvullend beroepschrift ingediend. Echter, de rechtbank is op de hoogte van andere procedures van eiser en constateert dat er inmiddels een beslissing op bezwaar is genomen door de staatssecretaris op 21 januari 2025. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij het beroep tegen het uitblijven van de beslissing op bezwaar. De rechtbank beslist dat de staatssecretaris het griffierecht aan eiser moet vergoeden en ook een vergoeding voor proceskosten moet betalen, die is vastgesteld op € 453,50. De rechtbank wijst er ook op dat bepaalde bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn op besluiten op grond van de Wet open overheid. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert op 1 mei 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4058

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser
(gemachtigde: mr. L.L. Ross),
en

de staatssecretaris van Financiën, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat de staatssecretaris volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid. Met dit verzoek van 7 maart 2024 heeft eiser verzocht om openbaarmaking van informatie over het inlasten van adresonderzoeken door de gemeente Tilburg op verzoek van de Belastingdienst.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris na het instellen van het beroep alsnog op 7 juni 2024 een besluit heeft genomen.
4. Eiser heeft bij brief van 1 november 2024 aangegeven dat hij zich niet in dit besluit kan vinden. Normaliter zou de rechtbank het bij brief van 1 november 2024 ingediende aanvullende beroepschrift doorsturen naar de staatssecretaris om als bezwaarschrift in behandeling te nemen. Het is de rechtbank vanwege andere procedures van eiser bij deze rechtbank bekend dat eiser zelf ook al bezwaar had gemaakt bij de staatssecretaris en dat de staatssecretaris inmiddels op 21 januari 2025 een beslissing op bezwaar heeft genomen. Dat maakt dat eiser bij dit beroep niet-tijdig beslissen en het besluit van 7 juni 2024 geen procesbelang meer heeft. Tegen de beslissing op bezwaar loopt inmiddels een andere procedure bij deze rechtbank en daar kunnen inhoudelijke gronden naar voren worden gebracht.
4.1.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat eiser het beroep niet ten onrechte heeft ingesteld moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
4.2.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat in artikel 8.2 van de Woo is bepaald dat paragraaf 4.1.3.2. van de Algemene wet bestuursrecht (dwangsom niet tijdig beslissen) niet van toepassing is op besluiten op grond van de Woo en beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 1 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl..
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.