ECLI:NL:RBZWB:2025:2655

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
25/1618
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het UWV inzake de beëindiging van de Ziektewetuitkering

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering per 14 maart 2024. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien de beslistermijn was overschreden. Eiseres had op 23 maart 2024 bezwaar gemaakt, maar het UWV had pas op 5 september 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank besloot dat het UWV alsnog binnen twee maanden na de dagtekening van het verweerschrift, dat op 7 april 2025 was, een besluit moest nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 453,50 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, in aanwezigheid van griffier J. Stevens, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1618

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. C. de Vries),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 23 maart 2024 tegen de beslissing van 13 februari 2024 om de Ziektewetuitkering (ZW) van eiseres per 14 maart 2024 te beëindigen omdat zij per 15 januari 2024 meer dan 65% van het loon kan verdienen dat zij verdiende voordat ze ziek werd.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 23 maart 2024. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn was verstreken voordat eiseres het UWV op 5 september 2024 in gebreke heeft gesteld. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
4.2.
Het UWV heeft aangegeven in haar verweerschrift van 7 april 2025 dat er op 31 maart 2025 een hoorzitting heeft plaatsgevonden. Ook geeft het UWV aan dat zij voor de rapportage van de verzekeringsarts B&B normaliter drie weken nodig heeft en indien daarna een arbeidsdeskundige B&B ingeschakeld moet worden nogmaals drie weken. Ten slotte verzoekt zij in haar verweerschrift een termijn van acht weken na dagtekening van het verweerschrift.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. Gelet op de verzochte termijn in dit verweerschrift acht de rechtbank het in dit geval redelijk dat het UWV twee maanden de tijd krijgt na dagtekening van het verweerschrift, te weten 7 april 2025, om alsnog te beslissen op bezwaar.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.3 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen 2 maanden na de dagtekening van het verweerschrift alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, uitgesproken op 1 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.