Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 6 mei 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, na een eerdere weigering in 2020. Het UWV had op 31 oktober 2023 besloten om geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres per 26 september 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 26 maart 2024.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres per 2 januari 2023 niet toegenomen arbeidsongeschikt was. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die de medische situatie van eiseres hadden beoordeeld. Eiseres had eerder te maken gehad met een enkelfractuur en andere gezondheidsproblemen, maar de rechtbank concludeerde dat de medische beperkingen die eiseres aanvoerde niet voldoende onderbouwd waren.
De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen die aan de FML waren vastgelegd, correct waren. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat haar huidige klachten voortvloeiden uit dezelfde ziekteoorzaak als de eerdere WIA-beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering en geen proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 mei 2025.