ECLI:NL:RBZWB:2025:2684

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
BRE 24/3524 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, na een eerdere weigering in 2020. Het UWV had op 31 oktober 2023 besloten om geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres per 26 september 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 26 maart 2024.

De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres per 2 januari 2023 niet toegenomen arbeidsongeschikt was. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die de medische situatie van eiseres hadden beoordeeld. Eiseres had eerder te maken gehad met een enkelfractuur en andere gezondheidsproblemen, maar de rechtbank concludeerde dat de medische beperkingen die eiseres aanvoerde niet voldoende onderbouwd waren.

De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen die aan de FML waren vastgelegd, correct waren. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat haar huidige klachten voortvloeiden uit dezelfde ziekteoorzaak als de eerdere WIA-beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering en geen proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3524 WIA

uitspraak van 6 mei 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. G.J.A.M. Gloudi,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 31 oktober 2023 (primair besluit) geweigerd, na een door eiseres aangevraagde herbeoordeling, per 2 januari 2023 (alsnog) aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 26 maart 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en namens het UWV mr. M. Duric.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
26 september 2022 minder dan 35%, namelijk 0%, arbeidsongeschikt is en dat er dan ook geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid na de eerdere weigering een WIA-uitkering toe te kennen per 9 januari 2020. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden
.
Bij deze beoordeling is van belang of sprake is van toegenomen beperkingen, voortvloeiend uit dezelfde ziekteoorzaak als voorheen [1] .
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 2 januari 2023.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiseres is werkzaam geweest als allround medewerker horeca voor 31,84 uur per week. Voor dat werk is zij op 11 januari 2018 uitgevallen in eerste instantie vanwege energetische beperkingen door de ziekte van Pfeiffer. Later zijn daar als gevolg van een val beperkingen bijgekomen door een gebroken enkel en gescheurde enkelbanden.
Met het besluit van 3 december 2019 heeft het UWV geweigerd per 9 januari 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35%, namelijk 0%, arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 23 april 2020 heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen dit besluit ongegrond verklaard. Het hiertegen door eiseres ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank van 19 maart 2021 ongegrond verklaard [2] . Bij uitspraak van 29 februari 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) deze uitspraak bevestigd [3] .
Op 2 januari 2023 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling, omdat sinds 26 september 2022 haar gezondheid is verslechterd.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat per einde wachttijd in 2020 een enkelfractuur met bandletsel, bekkeninstabiliteit, klachten aan het sacro iliacaal gewricht (SI-klachten) en astmatische klachten bij de beoordeling zijn betrokken.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De verzekeringsarts [persoon 1] heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien op een spreekuur op 21 september 2023 en haar lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 22 september 2023 gerapporteerd dat eiseres sinds 2018 arbeidsongeschikt is na een enkelfractuur. Dit is de jaren erna steeds meer gecompliceerd geraakt waarvoor meerdere behandelingen en operatieve ingrepen hebben plaatsgevonden. De laatste operatie was in maart 2023. Dit is tevens de laatste behandelmogelijkheid voor de rechter enkel. Daarnaast is eiseres bekend met meerdere klachten op somatisch vlak zoals aan de schouders en bekken.
Eiseres valt niet onder een van de uitzonderingscriteria voor geen benutbare mogelijkheden zoals beschreven in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
De geobjectiveerde klachten leiden tot belemmeringen op fysiek vlak waardoor beperkingen aan de orde zijn op statisch en dynamisch handelen. Er is wel sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. De volgende beperkingen acht de verzekeringsarts aan de orde per 26 september 2022. De eerder gestelde beperkingen vastgelegd op 8 april 2020 worden ook nu aan de orde geacht. Daaraan worden toegevoegd: persoonlijk verhoogd risico: niet op hoogtes werken, geen beroepsmatig vervoer mogelijk, knielen of hurken is beperkt en afwisseling van houding.
Er is geen indicatie tot het aannemen van een urenbeperking, omdat eiseres niet aan de criteria zoals beschreven in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (Standaard Duurbelasting) voldoet.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 22 september 2023. Deze FML is geldig vanaf
26 september 2022. De besluitvorming van het UWV is op deze FML gebaseerd.
Daarnaast is een FML opgesteld op 27 oktober 2023, geldig vanaf 22 september 2023, waarin blijkens de toelichting van het UWV ter zitting ook de beperkingen zijn opgenomen die het gevolg zijn van de klachten met een nieuwe ziekteoorzaak. Verder zien de daarin opgenomen beperkingen niet op de datum in geding. Het UWV heeft ter zitting aangegeven dat de besluitvorming niet op deze FML is gebaseerd.
4.2.
De verzekeringsarts b&b [persoon 2] heeft het dossier bestudeerd waaronder de door eiseres in bezwaar ingebrachte medische informatie en via beeldbellen heeft er op
29 februari 2024 een hoorzitting plaatsgevonden.
De verzekeringsarts b&b wijkt niet af van de FML die de primaire verzekeringsarts heeft opgesteld, omdat daarin de beperkingen die voortkomen uit de problematiek die wel door de WIA verzekerd is goed zijn opgenomen. Per einde wachttijd, 8 januari 2020, werden in de eerste procedure beperkingen aangenomen die verband houden met de status na een enkelfractuur en bekkeninstabiliteit en SI-klachten. In bezwaar werden daaraan beperkingen toegevoegd vanwege astmatische klachten. De schouderklachten konden niet worden meegenomen bij de belastbaarheid bij einde wachttijd. Niet naar voren is gekomen dat er op 26 september 2022 iets is gebeurd waardoor de belastbaarheid op die datum is gewijzigd. Eiseres heeft aangegeven geleidelijk aan meer klachten te ondervinden, enerzijds berustend op de oude problematiek en anderzijds omdat er telkens nieuwe aandoeningen bij zijn gekomen. De in bezwaar ingebrachte medische stukken geven geen ander beeld van de situatie op de datum in geding. Eiseres valt niet onder een van de uitzonderingscriteria voor geen benutbare mogelijkheden zoals beschreven in het Schattingsbesluit. De beperkingen die de verzekeringsarts heeft toegevoegd, te weten ten aanzien van op hoogtes werken, beroepsmatig een voertuig besturen, knielen/hurken en afwisseling van de houding, zijn terug te voeren op een afname van belastbaarheid die berust op de enkel-, bekken- en SI-klachten. Gelet op de onderzoeksbevindingen acht de verzekeringsarts b&b de in de FML geduide toegenomen beperkingen plausibel. De handproblemen die worden veroorzaakt door de ziekte van [persoon 3] en de schouderproblemen zijn niet verzekerd door de WIA.
4.3.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar schouderklachten, pijnlijke handen en slijmbeursontsteking in de heupen en benen en de medische beperkingen als gevolg van deze klachten in de beoordeling dienen te worden betrokken. Ten onrechte gaat de verzekeringsarts b&b voorbij aan het feit dat alle aandoeningen en de daaruit ontstane beperkingen met elkaar samenhangen en het gevolg zijn van de enkelproblematiek en de beperkingen na zwangerschap en bevalling. Ook wordt voorbij gegaan aan het ontbreken van beschikbaarheid door allerlei medische onderzoeken en de energetische uitputting als gevolg van alle medische aandoeningen. Er is sprake van een aantal klachten die elkaar ondersteunen en versterken. Gedwongen ontlasting op één plek geeft overbelasting op een andere plek, waar ook iets als een slijmbeursontsteking een direct gevolg van is. Er is een complex scala van samenhangende beperkingen die niet los van elkaar kunnen worden gezien. Ten onrechte is dit niet op deze wijze beoordeeld, waardoor de beperkingen niet juist zijn vastgesteld.
Ter staving van haar stellingen heeft eiseres medische informatie van haar behandelaars overgelegd, te weten een brief van 19 maart 2024 van de Afdeling Orthopedie en een brief van 21 mei 2024 van de Afdeling Chirurgie van het [ziekenhuis] .
Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat zij niet in staat is om een dure contra-expertise te laten uitvoeren, omdat zij al jaren op het sociaal minimum leeft. Eiseres verzoekt de rechtbank dan ook benoeming van een deskundige te overwegen.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB wordt voor de vraag of sprake is van dezelfde ziekteoorzaak een vergelijking gemaakt tussen de medische beperkingen, die zijn vastgesteld naar aanleiding van het verzoek om alsnog in aanmerking te worden gebracht voor een uitkering Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA), en de medische beperkingen die golden ten tijde van de weigering van de uitkering. Daarbij zal het veelal gaan om een toename van de destijds in de eerdere FML opgenomen beperkingen. Verzekeringsgeneeskundige rapporten die in het kader van een eerdere beoordeling zijn opgesteld kunnen aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat klachten eerder hebben bestaan. Buiten twijfel moet staan dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een andere ziekteoorzaak. Daarbij rust de bewijslast in beginsel op degene die stelt dat er geen causaal verband is [4] .
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten en dat de medische informatie die aanwezig is in het dossier betrokken is in hun beoordeling. Niet is gebleken dat de verzekeringsartsen de beperkingen die voortvloeien uit de klachten die aanwezig waren ten tijde van de WIA-beoordeling in 2020 hebben miskend. Uit de door eiseres overgelegde medische stukken blijkt niet dat de schouderklachten, pijnlijke handen en slijmbeursontsteking in de heupen en benen voortvloeien uit de ziekteoorzaak ten tijde van de eerdere WIA-beoordeling. De stelling van eiseres dat de huidige klachten samenhangen met de eerdere ziekteoorzaak en klachten wordt niet ondersteund door de aanwezige medische informatie.
Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b afdoende gemotiveerd dat op grond van de Standaard Duurbelasting geen aanleiding bestaat voor een urenbeperking vanwege een stoornis in de energiehuishouding, op preventieve gronden of vanwege verminderde beschikbaarheid. De stelling van eiseres dat voorbij wordt gegaan aan het ontbreken van beschikbaarheid vanwege medische onderzoeken en de energetische uitputting, slaagt niet. Uit de aanwezige medische informatie blijkt niet dat op basis van de klachten uit de ziekteoorzaak per einde wachttijd een urenbeperking aangewezen is.
De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 22 september 2023.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals eiseres heeft verzocht, een onafhankelijke deskundige te benoemen. De verzekeringsarts b&b heeft in de rapportages van
29 februari 2024 en 25 november 2024 gemotiveerd dat uit de medische informatie, waaronder de in beroep ingebrachte medische stukken, niet is gebleken dat sprake is van een oorzakelijk verband tussen de oorspronkelijke klachten en de schouderklachten, pijnlijke handen en slijmbeursontsteking. Dit is niet weersproken door eiseres. Eiseres heeft verder onvoldoende onderbouwd dat het benoemen van een onafhankelijke deskundige van toegevoegde waarde zou kunnen zijn. Een dergelijke deskundige zal zich immers in de eerste plaats ook baseren op de aanwezige medische informatie. De stelling van eiseres dat zij niet de financiële middelen heeft om een contra-expertise te laten uitvoeren, laat onverlet dat zij aan de behandelend artsen had kunnen vragen om het gestelde oorzakelijk verband te documenteren.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133), Administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100) en Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (Sbc-code 267071).
5.1.
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.5 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV dan ook terecht geoordeeld dat eiseres niet toegenomen arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1, van de Wet WIA.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten. Evenmin bestaat aanleiding om de gestelde renteschade te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van
C.M.A. Groenendaal, griffier, op 6 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Volgens artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1, van de Wet WIA ontstaat het recht op een WGA uitkering op de dag dat de verzekerde gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan, indien hij op de dag daaraan voorafgaand minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.

Voetnoten

1.Artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1, van de Wet WIA.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 februari 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:490).