6.1.Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. Hiervoor zijn beperkingen aangenomen op dynamische handelingen en statische houdingen (zitten, lopen, tillen, traplopen en gebruik van de handen) en persoonlijk en sociaal functioneren (omgaan met anderen, concentreren, omgaan met verantwoordelijkheden, omgaan met onverwachte zaken, omgaan met omgevingsprikkels, omgaan met conflicten, omgaan met problemen van andere mensen en praten). Ook is een urenbeperking aangenomen van maximaal 5 uur per dag en 25 uur per week. Eiseres heeft haar stelling dat de aangenomen urenbeperking onvoldoende is niet nader gespecificeerd of onderbouwd. De enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts b&b de door eiseres ervaren klachten op een andere manier heeft gewogen dan dat zij die ervaart, betekent niet dat het medische oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiseres zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ziet de rechtbank in wat zij heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige.
Niet gebleken is dat in de FML van 17 november 2023 de beperking van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
7. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), Huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en Medewerker postverzorging (intern) (Sbc-code 315140).
8. De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 6.1 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige toegelicht dat de geduide functies passen bij de belastbaarheid van eiseres, omdat het eenvoudige en routinematige werkzaamheden betreft, die parttime worden uitgevoerd en niet stresserend zijn. Verder is hierbij geen sprake van veel en intensieve sociale interactie met anderen. De verzekeringsarts stelde bovendien geen beperkingen vast in persoonlijk functioneren die maken dat zij niet in staat zou zijn de gevraagde jaarlijkse training en vakgerichte opleiding te kunnen volgen. Hiermee is afdoende gemotiveerd dat de functies passend zijn en mogen deze functies worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
9. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,85%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
10. Eiseres heeft nog aangevoerd dat het vreemd is dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage binnen zes maanden in deze mate verschilt, ondanks dat haar situatie niet is veranderd. Het verschil in percentages geeft echter geen verslechtering of verbetering in haar situatie aan. De beperkingen die zijn aangenomen op basis van haar medische klachten zijn neergelegd in een FML, die ongewijzigd is gebleven ten opzichte van de eerdere beoordeling(en). Voor de berekening zijn de hiervoor genoemde geduide functies van belang, waarmee de theoretische verdiencapaciteit wordt vastgesteld. Dit leidt, anders dan in de eerdere beoordeling(en) waar andere functies zijn geduid, in de voorliggende beoordeling tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 54,85%.