ECLI:NL:RBZWB:2025:27
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 januari 2025, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van de belanghebbende tegen de beslissingen van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De belanghebbende, woonachtig in Duitsland, had beroep aangetekend tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2012 tot en met 2017. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat deze te laat zijn ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, welke termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 16 januari 2024, waardoor de termijn eindigde op 27 februari 2024. De gemachtigde van de belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 29 februari 2024 op de post gedaan, waardoor het niet tijdig was ingediend.
De rechtbank overweegt dat de redenen die door de belanghebbende zijn aangevoerd voor de termijnoverschrijding, zoals het wonen in het buitenland en de tijd die nodig was om stukken te verzamelen, niet als verontschuldigbaar worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een niet aan de belanghebbende toe te rekenen omstandigheid of geringe verwijtbaarheid. Hierdoor komt de rechtbank niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de beroepen en blijven de bestreden besluiten in stand. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk en is onbevoegd om het verzoek om schadevergoeding in behandeling te nemen, aangezien dit alleen kan worden gedaan als het beroep gegrond is. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.