ECLI:NL:RBZWB:2025:2729
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Kostenvergoeding bezwaar in belastingrechtelijke geschillen met betrekking tot naheffingsaanslagen omzetbelasting
Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen [belanghebbende] B.V. c.s. en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 24 mei 2023, waarbij naheffingsaanslagen omzetbelasting zijn opgelegd over de jaren 2013 tot en met 2018. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard en de belastingaanslagen, boete- en belastingrentebeschikkingen gehandhaafd. Belanghebbende heeft verzocht om een kostenvergoeding, welke door de inspecteur is afgewezen.
De rechtbank heeft de beroepen op 26 maart 2025 behandeld. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een forfaitaire kostenvergoeding voor de bezwaarfase en een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de inspecteur bij het opleggen van de naheffingsaanslagen het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel heeft geschonden. De rechtbank stelt de kostenvergoeding voor de bezwaarfase vast op € 970,50 en kent een immateriële schadevergoeding van € 3.000 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank vernietigt de bezwaarkostenbeslissingen en veroordeelt de inspecteur tot betaling van de kostenvergoeding en het griffierecht van in totaal € 2.190 aan belanghebbende.