Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 mei 2025 in de zaken tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Daarnaast heeft belanghebbende recht op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
Ik stel vast dat ik u meerdere keren heb gevraagd naar de herkomst van gelden, en dat u deze vraag heeft beantwoord door te stellen dat u deze gelden heeft geleend, alsmede dat u ten bewijze hiervan leningsovereenkomsten heeft overgelegd. Nu blijkt dat deze leningsovereenkomsten zijn vervalst, dient te worden geconcludeerd dat u mijn vragen bewust niet naar waarheid heeft beantwoord en dat u derhalve niet aan uw informatieverplichting van artikel 47 AWR heeft voldaan.”
Motivering
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar welke betrekking hebben op de vergrijpboeten;
- vermindert de vergrijpboete over het jaar 2005 tot € 11.858;
- vermindert de vergrijpboete over het jaar 2006 tot € 16.805;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 1.150;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 225;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 170,07 aan proceskosten aan belanghebbende;
- veroordeelt de Staat tot betaling van € 170,06 aan proceskosten aan belanghebbende.