ECLI:NL:RBZWB:2025:2762

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
24/5899
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen de Staatssecretaris van Financiën

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenveroordeling van de Staatssecretaris van Financiën beoordeeld. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn WOO-verzoek van 10 juni 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat de Staatssecretaris op 1 oktober 2024 alsnog een besluit had genomen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit komt omdat het bezwaarschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er verder geen proceskosten zijn aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank verklaart het verzoek als kennelijk ongegrond.

Wel wijst de rechtbank erop dat de Staatssecretaris verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. Verzoeker dient zich hiervoor tot de Staatssecretaris te wenden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5899

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats] , verzoeker
en

de Staatssecretaris van Financiën, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het uitblijven van een besluit van de staatssecretaris op zijn WOO-verzoek van 10 juni 2024. Hij heeft het beroep ingetrokken, omdat de staatssecretaris op 1 oktober 2024 alsnog op zijn WOO-verzoek heeft besloten.
1.1.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de staatssecretaris aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de staatssecretaris geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 26 juli 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op zijn WOO-verzoek. De staatssecretaris heeft op 1 oktober 2024 alsnog een besluit genomen. Hiermee is de staatssecretaris tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Moet de staatssecretaris de proceskosten van verzoeker vergoeden?
5. De staatssecretaris is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het bezwaarschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot de staatssecretaris wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 8 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.