ECLI:NL:RBZWB:2025:2762
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen de Staatssecretaris van Financiën
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenveroordeling van de Staatssecretaris van Financiën beoordeeld. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn WOO-verzoek van 10 juni 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat de Staatssecretaris op 1 oktober 2024 alsnog een besluit had genomen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit komt omdat het bezwaarschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er verder geen proceskosten zijn aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank verklaart het verzoek als kennelijk ongegrond.
Wel wijst de rechtbank erop dat de Staatssecretaris verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. Verzoeker dient zich hiervoor tot de Staatssecretaris te wenden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.