ECLI:NL:RBZWB:2025:278

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
422335 HA ZA 24-247
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. de Graauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en tekortkoming bij renovatie van badkamer

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de renovatie van de badkamer van de eisende partijen, [opdrachtgevers], centraal. De eisers hebben [opdrachtnemer] B.V. ingeschakeld voor de renovatie, maar na oplevering zijn er gebreken geconstateerd. Deskundigen hebben vastgesteld dat de verkeerde bouwplaten zijn gebruikt, wat heeft geleid tot scheuren in de voegen en kitnaden. De rechtbank heeft geoordeeld dat [opdrachtnemer] haar waarschuwingsplicht heeft geschonden, waardoor zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De eis tot vervangende schadevergoeding is afgewezen, omdat [opdrachtnemer] niet in verzuim is gekomen; zij heeft steeds herstel aangeboden. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, gezien de omstandigheden en de standpunten van beide partijen. De uitspraak is gedaan op 15 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/422335 / HA ZA 24-247
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van:

1.[opdrachtgever 1] ,

2. [opdrachtgever 2] ,
gezamenlijk wonend in [plaats 1] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna te noemen: [opdrachtgevers] ,
advocaat: mr. A.H.H.M. Roelofs,
tegen
[opdrachtnemer] B.V.,
gevestigd in [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [opdrachtnemer] ,
advocaat: mr. G.V.M. van den Hoven.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de renovatie van de badkamer van [opdrachtgevers] . Zij hebben hiervoor [opdrachtnemer] ingeschakeld als professioneel bedrijf. Direct na de renovatie ontstonden er gebreken in de badkamer. Onderzoek door deskundigen heeft uitgewezen dat niet de juiste bouwplaten gebruikt zijn als ondergrond, namelijk Wedi platen in plaats van zwaluwstaartplaten, waardoor de vloer veert/beweegt en er steeds scheuren ontstaan in voegen en kitnaden. [opdrachtnemer] had niet naderhand, maar
voorafgaandaan de renovatie onderzoek moeten (laten) uitvoeren. Zij heeft haar waarschuwingsplicht geschonden. De rechtbank verklaart daarom voor recht dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [opdrachtnemer] . De gevorderde vervangende schadevergoeding wordt afgewezen. [opdrachtnemer] is namelijk niet in verzuim gekomen. Zij heeft steeds herstel aangeboden. Er is echter een impasse ontstaan tussen partijen over de vraag of de houten constructie van de woning het door de deskundigen geadviseerde herstel kan dragen, althans wie de kosten daarvan moet betalen. Die vraag kan de rechtbank echter niet beantwoorden. De proceskosten worden in de gegeven omstandigheden tussen partijen gecompenseerd. In paragraaf 4 wordt uitgelegd hoe dit oordeel van de rechtbank tot stand is gekomen.
Leeswijzer
Eerst wordt in paragraaf 1 kort opgesomd welke stappen er in deze procedure zijn gezet tot het moment van deze uitspraak. Daarna worden in paragraaf 2 een aantal feiten vermeld waarover partijen het eens zijn, of die niet zijn betwist, en die de rechtbank belangrijk vindt voor de beoordeling van de zaak. In paragraaf 3 wordt kort samengevat wat de vordering van [opdrachtgevers] precies inhoudt, wat zij daaraan ten grondslag hebben gelegd en wat [opdrachtnemer] daartegen heeft aangevoerd. Zoals gezegd wordt in paragraaf 4 uitgelegd hoe het oordeel van de rechtbank tot stand is gekomen. De uiteindelijke beslissing is vermeld in paragraaf 5 van dit vonnis.

1.De procedure

1.1.
Hoe de procedure is verlopen blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 25 april 2024 met 43 producties,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met 4 producties,
  • het tussenvonnis van 24 juli 2024,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met productie 44,
  • het bericht van 25 november 2024 met productie 5 van [opdrachtnemer] ,
  • de mondelinge behandeling van 3 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [opdrachtnemer] haar vordering in reconventie ingetrokken. Het ging om betaling van de (helft van de) factuur van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ). Namens [opdrachtgevers] is dit bedrag, vermeerderd met de vervallen rente, alsnog aan [opdrachtnemer] betaald. De vordering in reconventie komt daarom in dit vonnis verder niet terug, ook niet in de beslissing. Hetzelfde geldt voor de vordering van [opdrachtgevers] in conventie die zag op volledige betaling van de factuur van [bedrijf 1] (in het petitum onder 3). Zij hebben deze vordering namelijk eveneens ingetrokken. De stellingen die op deze punten over en weer zijn ingenomen, blijven zodoende ook buiten beschouwing.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[opdrachtgevers] zijn sinds 2009 eigenaar van een woning in [plaats 1] . De woning heeft een houtskeletbouw.
2.2.
[opdrachtnemer] houdt zich onder andere bezig met de renovatie van badkamers/toiletten.
2.3.
Op 28 april 2020 is er tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen. Het ging om de sloop en volledige renovatie van de badkamer op de eerste verdieping en de toiletruimte op de begane grond van de woning van [opdrachtgevers] . De aanneemsom bedroeg € 24.250,00 inclusief btw. [opdrachtgevers] hebben dit bedrag betaald.
2.4.
[opdrachtnemer] heeft het werk uitbesteed aan een onderaannemer: [onderaannemer] . [onderaannemer] heeft op 20 september 2020 een inspectie uitgevoerd. In januari/februari 2021 zijn de badkamer en het toilet vernieuwd. Het werk is op 5 februari 2021 opgeleverd aan [opdrachtgevers] .
2.5.
Na de oplevering bleek dat er in de badkamer op de eerste verdieping scheuren in voegen en kitnaden kwamen. Ondanks herhaald herstel bleef dit probleem zich voordoen.
2.6.
Om de oorzaak van het probleem te kunnen achterhalen heeft [opdrachtnemer] begin 2022 eerst een lekdetectiebedrijf ingeschakeld en daarna op 18 februari 2022 een expertise laten uitvoeren door [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). De conclusie komt erop neer dat de onderliggende vloer bestaande uit houtachtige delen een verende/doorbuigende beweging maakt terwijl die star genoeg moet zijn om een bewegend gewicht te dragen. Door de beweging zullen kitnaden en voegen steeds opnieuw loslaten. Geadviseerd is om de vloer aan te brengen op zwaluwstaartplaten. Bij de opbouw kan volgens [bedrijf 2] dezelfde hoogte worden aangehouden als de voorafgaande tegelvloer en het wandtegelwerk kan intact blijven.
2.7.
[opdrachtgevers] hebben op 11 oktober 2022 een contra-expertise laten uitvoeren door [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ). Door [bedrijf 3] wordt ook als oorzaak aangewezen: het veren van de houten constructieve ondervloer. Die houten constructieve vloer had verwijderd en vervangen moeten worden door een vloer van zwaluwstaartplaten voorzien van een druklaag van beton. [bedrijf 3] wijst erop dat dit altijd tot een verhoging van de vloer zal leiden. Zij verwacht dat de balklaag draagkrachtig genoeg is om een zwaluwstaart met een druklaag daarop aan te brengen. Door (destructief) onderzoek moet gecontroleerd worden of dit zo is waarna een constructeur een controleberekening kan maken over de toelaatbare belasting van de druklaag.
2.8.
Op initiatief van [opdrachtnemer] hebben partijen gezamenlijk [bedrijf 1] een constructieve berekening laten maken om te bepalen of de woning het voorgestelde herstel kan dragen. Uit de berekening volgt dat voor het toepassen van zwaluwstaartplaten een drietal voorzieningen moet worden getroffen, met name het aanbrengen van (extra) balken, om de draagkracht van de constructie te verhogen.
2.9.
Vervolgens is er ondanks uitvoerig overleg tussen partijen een impasse ontstaan.

3.De vordering en het verweer

in conventie:
3.1.
[opdrachtgevers] vorderen – kort samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat [opdrachtnemer] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de (voorheen bestaande) met [opdrachtgevers] gesloten overeenkomst tot aanneming van werk, althans te verklaren voor recht dat [opdrachtnemer] één of meer uit die overeenkomst voortvloeiende werkzaamheden niet goed of deugdelijk (volledig) heeft verricht, en
[opdrachtnemer] (als gevolg daarvan) te veroordelen tot betaling van vervangende schadevergoeding aan [opdrachtgevers] , conform een door hen in te dienen begroting, dan wel op basis van een begroting van een door de rechtbank daartoe aan te wijzen deskundige, dan wel die schadevergoeding in een separate schadestaatprocedure vast te stellen, dan wel op een door de rechtbank anderszins in goede justitie te bepalen wijze, alsmede,
[opdrachtnemer] te veroordelen tot betaling van rente en (buiten)gerechtelijke kosten.
3.2.
[opdrachtgevers] leggen hieraan ten grondslag dat [opdrachtnemer] niet heeft voldaan aan haar verplichting tot het volledig (goed en deugdelijk) renoveren van de badkamer van [opdrachtgevers] . Zij is daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst (artikel 6:74 BW). [opdrachtgevers] hebben [opdrachtnemer] er voorafgaand aan de werkzaamheden op gewezen dat hun woning houtskeletbouw betreft. Zij mochten ervan uitgaan dat [opdrachtnemer] wist waar ze aan begon en dat als ze het niet wist, zij die specifieke expertise had verkregen of ingeschakeld. [opdrachtnemer] heeft echter haar waarschuwingsplicht geschonden (artikel 7:754 BW). Hierdoor heeft zij [opdrachtgevers] de mogelijkheid ontnomen om af te zien van de badkamer dan wel om hierin een andere keuze te maken. [opdrachtgevers] hebben [opdrachtnemer] op 16 mei 2022 en op 2 mei 2023 in gebreke gesteld en een redelijke termijn geboden om alsnog tot nakoming over te gaan. [opdrachtnemer] is hiertoe niet overgegaan. De schade bestaat uit volledig herstel (sloop en nieuwbouw) van de badkamer, maar ook uit het realiseren van een (noodzakelijke) starre vloer. Omdat [opdrachtgevers] het vertrouwen in [opdrachtnemer] verloren zijn, hebben zij hun vordering tot herstel op 25 maart 2024 omgezet in een vordering tot betaling van een vervangende schadevergoeding.
3.3.
[opdrachtnemer] is het er niet mee eens en voert ten eerste aan dat zij steeds herstel heeft aangeboden, zodat [opdrachtgevers] geen belang hebben bij de gevorderde verklaring voor recht. Daarnaast voert [opdrachtnemer] aan dat zij geen waarschuwingsplicht had ten aanzien van de draagkracht van de constructie van de woning. De overeenkomst hield in dat er Wedi platen werden geleverd en gebruikt. De waarschuwingsplicht reikt in het kader van de overeenkomst daarom niet zo ver als door [opdrachtgevers] wordt gesteld. [opdrachtnemer] is geen bouwkundige of constructeur. De oude badkamer had ook geen zwaluwstaartplatenvloer. [opdrachtnemer] is niet tekortgeschoten en ook niet in verzuim. De brief van 16 mei 2022 voldoet niet aan de vereisten van een ingebrekestelling. Ten tijde van de brief van 2 mei 2023 was nakoming onmogelijk, althans verzetten de redelijkheid en billijkheid zich ertegen dat [opdrachtnemer] verplicht zou zijn tot nakoming (herstel). [opdrachtgevers] verkeren in schuldeisersverzuim; zij moeten zèlf eerst tot verzwaring van de constructie overgaan vóórdat herstel door [opdrachtnemer] kan plaatsvinden. [opdrachtgevers] hebben ten onrechte een omzettingsverklaring uitgebracht. Niet duidelijk is verder waarom de schade niet is begroot. Een verwijzing naar de schadestaatprocedure komt te gemakkelijk over. De kosten van een verzwaring van de constructie hadden [opdrachtgevers] bovendien sowieso moeten maken, dus in dat opzicht ontbreekt een causaal verband. Kortom, [opdrachtnemer] concludeert tot afwijzing van de vordering, met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [opdrachtgevers] in de kosten van de procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

[opdrachtnemer] heeft haar waarschuwingsplicht geschonden
4.1.
[opdrachtgevers] hebben ten eerste gevorderd om voor recht te verklaren dat dat [opdrachtnemer] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de (voorheen bestaande) met [opdrachtgevers] gesloten overeenkomst tot aanneming van werk. De vordering wordt op dit punt toegewezen. De volgende overwegingen onderbouwen dit oordeel.
4.2.
De eerste vraag is wat nakoming van de overeenkomst voor [opdrachtnemer] inhield. De prestatie die door [opdrachtnemer] geleverd moest worden hield in: het goed en deugdelijk renoveren van de badkamer van [opdrachtgevers] [1] .
4.3.
Op basis van de rapporten van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] staat vast dat de badkamer gebreken kent. De vloer maakt een verende beweging en daardoor zullen kitnaden en voegen steeds opnieuw scheuren. De houten constructieve vloer had verwijderd en vervangen moeten worden door een vloer van zwaluwstaartplaten. Het veren van de vloer, en daarmee het scheuren, had dan voorkomen of in ieder geval beperkt kunnen worden. Er zijn echter Wedi platen gebruikt waardoor de ondervloer onvoldoende star is.
4.4.
De volgende vraag is of de tekortkoming aan [opdrachtnemer] kan worden toegerekend.
De rechtbank oordeelt dat dit het geval is.
4.5.
In artikel 7:760 lid 2 BW is bepaald dat de gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering voor rekening komen van de opdrachtgever, in dit geval [opdrachtgevers] , als die ondeugdelijkheid te wijten is aan gebreken of ongeschiktheid van zaken die van hen afkomstig zijn. Hieronder wordt ook begrepen de grond waarop zij een werk laten uitvoeren. Dit is anders wanneer de aannemer, in dit geval [opdrachtnemer] , zijn waarschuwingsplicht heeft geschonden (artikel 7:754 BW), of anderszins met betrekking tot de gebreken in deskundigheid of zorgvuldigheid tekortgeschoten is. In dat geval verschuift het risico.
4.6.
De waarschuwingsplicht van de aannemer houdt volgens artikel 7:754 BW in dat hij bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht is om de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften. Factoren die van belang zijn bij de vraag of de aannemer de fouten kende of behoorde te kennen zijn: de mate van duidelijkheid van de fout, de mate van deskundigheid van de aannemer en de zorgvuldigheid die in de omstandigheden van het geval verlangd mag worden.
4.7.
[opdrachtnemer] heeft betwist dat zij haar waarschuwingsplicht heeft geschonden. Zij is geen constructeur of bouwkundige, maar zij renoveert badkamers. Daarnaast heeft zij de badkamer enkel gerenoveerd, dat wil zeggen een nieuwe badkamer geplaatst in een ruimte waar al een badkamer was en de oude badkamer had ook geen zwaluwstaartplaatvloer, aldus [opdrachtnemer] . Zij miskent daarmee echter dat een aannemer zich niet altijd kan beroepen op ondeskundigheid en in bepaalde gevallen zo nodig een derde moet inschakelen. [2] De badkamer moest weliswaar gerenoveerd worden in dezelfde ruimte, maar vast staat dat de oude badkamer ook gebreken kende, waaronder loszittende tegels en voegen. Dit is door [opdrachtgevers] geantwoord op de vragen die [opdrachtnemer] voorafgaand aan het adviesgesprek in april 2020 heeft gesteld. Zij hebben [opdrachtnemer] er tevens op gewezen dat er sprake is van houtskeletbouw en dat de (gipswanden en) vloer van de badkamer vervangen moet(en) worden. Deze wetenschap, omtrent de houtskeletbouw en de staat van de oude badkamer, had [opdrachtnemer] ertoe moeten aanzetten om de ondervloer/-constructie te controleren. [opdrachtnemer] kan niet volstaan met de mededeling dat zij geen verstand heeft van bouwkundige constructies van vloeren. Zij had daar zo nodig, zoals achteraf is gebeurd, een derde kunnen inschakelen om de controle uit te voeren. Dat partijen uiteindelijk Wedi platen overeengekomen zijn, is niet relevant, omdat die keuze, zo moet worden aangenomen, op advies van [opdrachtnemer] is gemaakt. Voorafgaand aan de keuze welke soort plaat gebruikt zou worden, had onderzoek moeten plaatsvinden. Anders gezegd, de bal had moeten gaan rollen vóórdat de renovatie werd voorbereid en uitgevoerd, niet naderhand. Het initiatief daarvoor lag wel degelijk bij [opdrachtnemer] als aannemer. Van belang hierbij is dat [opdrachtgevers] zich als leken hebben gewend tot [opdrachtnemer] als professioneel bedrijf. [opdrachtnemer] noemt zichzelf ook “dé badkamer en vloerenspecialist”, een “CBW erkende woonwinkel met 5 jaar garantie” en sluit haar orderbevestiging af met “ [opdrachtnemer] , wij zijn er zeker van!”.
[opdrachtnemer] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis
4.8.
Kortom, door de renovatie uit te (laten) voeren zonder
voorafgaanddeugdelijk onderzoek naar de ondergrond heeft [opdrachtnemer] haar waarschuwingsplicht geschonden. Zij is daardoor toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis uit de overeenkomst met [opdrachtgevers] . De gevorderde verklaring voor recht wordt dus toegewezen. [opdrachtgevers] hebben hier voldoende belang bij. Hun belang beperkt zich immers niet tot een aanspraak op nakoming (herstel). Bovendien werd door [opdrachtnemer] betwist dat zij haar waarschuwingsplicht heeft geschonden. De verklaring voor recht biedt partijen duidelijkheid op dit punt.
[opdrachtnemer] verkeert niet in verzuim
4.9.
[opdrachtgevers] hebben ten tweede een vervangende schadevergoeding gevorderd. Deze vordering wordt afgewezen. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
4.10.
Voor de toewijzing van een vervangende schadevergoeding zijn vereist: verzuim en een omzettingsverklaring (artikel 6:87 BW). Voor (het intreden van) verzuim is, naast een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een (opeisbare) verbintenis, ook essentieel dat er is voldaan aan de vereisten van artikel 6:82 dan wel 6:83 BW. Dat is echter niet het geval zoals hierna zal blijken.
4.11.
Niet gesteld of gebleken is dat een situatie als bedoeld in artikel 6:83 BW, waarbij het verzuim van rechtswege intreedt, zich voordoet. Dit betekent dat [opdrachtgevers] (voor het laten intreden van verzuim) [opdrachtnemer] in gebreke moeten hebben gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij aan [opdrachtnemer] een redelijke termijn voor nakoming is geboden en nakoming binnen die termijn moet zijn uitgebleven (artikel 6:82 lid 1 BW).
4.12.
Vooropgesteld wordt dat [opdrachtnemer] zich steeds bereid heeft getoond om tot herstel over te gaan, zo blijkt ook uit de uitvoerige correspondentie die is overgelegd. De brief van (de voormalige gemachtigde van) [opdrachtgevers] van 16 mei 2022 bevat een reactie op een door [opdrachtnemer] voorgestelde herstelwijze en niet zozeer een ingebrekestelling. Partijen voerden overleg over de wijze van herstel; zij waren/zijn het daarover niet eens.
De brief van (de voormalige gemachtigde van) [opdrachtgevers] van 2 mei 2023 bevat vervolgens weliswaar een termijn om tot herstel over te gaan, maar op dat moment verzetten de redelijkheid en billijkheid zich ertegen dat [opdrachtnemer] hiertoe verplicht zou zijn. Vast staat namelijk dat partijen overeengekomen waren dat er
eersteen constructeur zou worden ingeschakeld om de draagkracht van de constructie te controleren, of die het door de experts voorgestelde herstel letterlijk kan dragen. De rechtbank acht deze keuze redelijk en begrijpelijk, mede gelet op het voorbehoud van [bedrijf 3] in haar expertiserapport. Dat [opdrachtgevers] er niet in slaagden om een constructeur te vinden, betekent niet dat zij [opdrachtnemer] weer tot nakoming (herstel) konden aanspreken. Daar komt bij dat [opdrachtnemer] vervolgens (binnen een redelijke termijn) op zoek is gegaan naar een constructeur wat heeft geleid tot het onderzoek door [bedrijf 1] op 18 september 2023. Ook heeft zij alvast ruimte gereserveerd in haar planning, in afwachting van de bevindingen van [bedrijf 1] .
4.13.
[bedrijf 1] heeft geconcludeerd dat er voorzieningen moeten worden getroffen vóórdat herstel kan plaatsvinden door het leggen van zwaluwstaartplaten. Er moet (ter plaatse van de badkamer) tussen iedere balk in de verdiepingsvloer een extra balk van 95x220 mm worden aangebracht en onder de wanden op de vloer moet een balk aanwezig zijn. Daarnaast moeten de wanden op de vloer voorzien zijn van multiplex.
[opdrachtgevers] zijn hierna gaan onderzoeken welke kosten hiermee gemoeid zouden zijn, en of de werkzaamheden voor verzwaring en die voor herstel in één moeite zouden kunnen plaatsvinden. Via [opdrachtnemer] heeft uiteindelijk [onderaannemer] een offerte uitgebracht voor een bedrag van € 22.383,85 inclusief btw. Die offerte zou enkel zien op de verzwaring van de constructie. Hierna (of misschien beter: hierdoor) is er tussen partijen een impasse ontstaan. Partijen zijn het niet eens over wie welke kosten nu precies moet dragen. Dit kan echter moeilijk alleen [opdrachtnemer] worden verweten. De impasse laat onverlet dat [opdrachtnemer] niet in verzuim is gekomen.
De omzettingsverklaring van [opdrachtgevers] heeft geen effect
4.14.
Omdat [opdrachtnemer] niet in verzuim is gekomen, heeft de omzettingsverklaring van [opdrachtgevers] van 25 maart 2024 geen effect gehad. Er kan van uitgegaan worden dat de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verbintenis tot nakoming (herstel) onverkort is blijven bestaan.
De vordering tot betaling van een vervangende schadevergoeding wordt afgewezen
4.15.
Dit alles betekent dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:87 BW en de vordering tot betaling van een vervangende schadevergoeding wordt afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Aan de benoeming van een deskundige wordt niet toegekomen. Het staat partijen uiteraard vrij om zich (zo mogelijk gezamenlijk) tot een deskundige te wenden voor een (onafhankelijke) kostenbegroting.
De rechtbank is verder beperkt tot het bieden van handvatten voor eventueel nader overleg
4.16.
Dàt er schade is en er een causaal verband bestaat tussen (een deel van) die schade en het handelen (nalaten) van [opdrachtnemer] , staat vast. [opdrachtnemer] erkent dat zij verantwoordelijk is voor het herstel van de ondeugdelijke uitvoering, dat wil zeggen het alsnog leggen van een zwaluwstaartplaatvloer in de badkamer. Zij heeft verklaard dat zij de kosten hiervan, en van de werkzaamheden die daarmee noodzakelijkerwijs gepaard gaan (zoals het demonteren en opnieuw monteren van tegels, wastafel, toilet, etc.), voor haar rekening zal nemen.
4.17.
Het is aan partijen om onderling te bekijken of de bevindingen van [bedrijf 1] al dan niet als uitgangspunt kunnen dienen; [opdrachtgevers] hebben diens conclusie tijdens de mondelinge behandeling in twijfel getrokken, maar een contra-expertise ontbreekt.
Als zou worden uitgegaan van de noodzaak tot verzwaring, al dan niet omdat een contra-expertise (of second opinion) dit uitwijst, dan is de vraag of de kosten daarvan “sowieso” door [opdrachtgevers] gemaakt zouden zijn, dat wil zeggen ook als
voorafgaandaan de renovatie aan het licht was gekomen dat de geadviseerde zwaluwstaartplaten niet konden worden gedragen door de bestaande balkenlaag. Niet uit te sluiten valt dat zij mogelijk ervoor gekozen zouden hebben de overeenkomst (geheel of gedeeltelijk) op te zeggen (artikel 7:764 lid 1 BW).
4.18.
Verder is dan nog de vraag wat dan “sec” de kosten van de verzwaring zijn. Goed denkbaar is dat de kosten lager waren geweest als de verzwaring
direct en ineenswas meegenomen in de renovatie, dan wanneer dit pas plaatsvindt (zoals nu het geval is)
nadatde gerenoveerde badkamer moet worden gedemonteerd/gesloopt en daarna weer van meet af moet worden opgebouwd. Het geoffreerde bedrag van ruim € 22.000,00 komt de rechtbank, zeker in samenhang bezien met de aanneemsom van € 24.500,00, (zeer) hoog voor. Het komt de rechtbank logisch voor dat [opdrachtnemer] ook betrokken is bij de eventuele verzwaring van de constructie, als (hoofd)aannemer dan wel ten minste om de werkzaamheden zodanig op elkaar af te stemmen dat de kosten en overlast zo veel als mogelijk worden beperkt.
4.19.
Door de wijze waarop de vorderingen zijn ingesteld, liggen deze vragen echter niet ter beoordeling voor aan de rechtbank. De rechtbank kan enkel volstaan met het bieden van deze handvatten ter overweging.
De proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd
4.20.
In de gegeven omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. Over en weer hebben partijen in hun onderlinge verhouding begrijpelijke standpunten ingenomen. Dat het is gelopen zoals het gelopen is, kan de één niet (veel) meer worden aangerekend dan de ander. De uitkomst van deze procedure is evenmin een kwestie van (grotendeels) gelijk versus ongelijk. Verklaard voor recht wordt zoals gevorderd dat [opdrachtnemer] toerekenbaar tekortgeschoten is. De vervangende schadevergoeding wordt echter afgewezen. Vast staat dat [opdrachtgevers] schade hebben geleden en [opdrachtnemer] daarvoor in ieder geval deels aansprakelijk is. Dit erkent zij ook, maar [opdrachtnemer] heeft ook steeds herstel aangeboden en is daarom niet in verzuim gekomen. De compensatie van de proceskosten betekent dat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat [opdrachtnemer] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de met [opdrachtgevers] gesloten overeenkomst tot aanneming van werk,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graauw en in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2025.

Voetnoten

1.De toiletruimte op de begane grond van de woning van [opdrachtgevers] is ook door [opdrachtnemer] gerenoveerd, maar alleen de badkamer op de eerste verdieping is onderdeel van het onderhavige geschil.
2.Hof Leeuwarden, 18 juni 2008, ECLI:NL:GHLEE:2008:BD5683