ECLI:NL:RBZWB:2025:2797
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 mei 2025, met zaaknummer BRE 23/906, wordt het beroep van de belanghebbende behandeld. De rechtbank heeft het beroep ontvangen op 31 januari 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen in dergelijke gevallen.
De rechtbank legt uit dat het betalen van griffierecht een vereiste is voor het instellen van beroep, zoals vermeld in artikel 8:41 van de Awb. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 50,-. De griffier had de belanghebbende op 1 november 2024 gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen en had een termijn van vier weken gesteld. Ondanks een tweede aanmaning op 30 november 2024, die aangetekend was verzonden, heeft de belanghebbende het griffierecht niet betaald. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, aangezien de belanghebbende geen redenen heeft opgegeven voor dit verzuim.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.