ECLI:NL:RBZWB:2025:28
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging
Op 6 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/3570 en 23/3571. De rechtbank behandelt de beroepen van belanghebbende, die betrekking hebben op de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2020, en de voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet over hetzelfde jaar. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat de gestelde gemachtigde geen machtiging heeft ingediend om namens belanghebbende beroep in te stellen. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om de machtiging in te dienen. De rechtbank legt uit dat het indienen van een machtiging noodzakelijk is om te kunnen optreden namens een ander. Aangezien de gemachtigde geen machtiging heeft overgelegd en geen verontschuldiging voor het verzuim heeft gegeven, verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.