In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2025, worden de beroepen van belanghebbende B.V. tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 13.321 opgelegd, welke later werd verminderd met € 27. De rechtbank behandelt de beroepen en oordeelt dat de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de inspecteur ten onrechte geen kostenvergoeding heeft toegekend in de bezwaarfase. De rechtbank heeft de beroepen op 31 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank stelt vast dat de handelsinkoopwaarde van de voertuigen moet worden vastgesteld op basis van koerslijsten, en niet op basis van taxatierapporten, omdat de voertuigen ten tijde van de aangifte volledig hersteld waren. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag tot € 12.989 en kent een schadevergoeding toe aan belanghebbende vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en veroordeelt de inspecteur tot het betalen van proceskosten en immateriële schadevergoeding aan belanghebbende.