ECLI:NL:RBZWB:2025:2836
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen naheffingsaanslag Bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2025, worden de beroepen van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) beoordeeld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bothof, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag van € 3.168, opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank behandelt de beroepen en concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de handelsinkoopwaarde van de voertuigen correct heeft vastgesteld en dat er geen reden is om af te wijken van de koerslijst die door de inspecteur is gebruikt.
Daarnaast wordt er een verzoek om immateriële schadevergoeding behandeld, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil is overschreden. De rechtbank stelt vast dat de termijn met ongeveer 23 maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 2.000 toe aan de belanghebbende. De rechtbank wijst ook proceskosten toe aan de belanghebbende, die door de inspecteur en de Staat moeten worden vergoed.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, maar wijst de schadevergoeding toe, wat leidt tot een gedeeltelijke veroordeling van de inspecteur en de Staat tot betaling van de schadevergoeding en proceskosten aan de belanghebbende.