ECLI:NL:RBZWB:2025:2838
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de naheffingsaanslag Bpm en verzoek om dwangsom
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). De rechtbank behandelt drie hoofdpunten: (i) het niet tijdig beslissen door de inspecteur op het bezwaar, (ii) de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 23 november 2023, en (iii) het verzoek om een dwangsom. De zitting vond plaats op 31 maart 2025, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om belanghebbende de gelegenheid te geven aanvullende stukken in te dienen, waarna het onderzoek werd gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat de inspecteur uiteindelijk alsnog op het bezwaar heeft beslist. Het verzoek om een dwangsom wordt afgewezen, omdat de ingebrekestelling onredelijk laat is ingediend. Wat betreft de naheffingsaanslag Bpm, oordeelt de rechtbank dat deze gegrond is. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag van € 7.989 naar € 6.845, en kent belanghebbende een immateriële schadevergoeding van € 2.000 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank bepaalt verder dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink op 12 mei 2025, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.