ECLI:NL:RBZWB:2025:2845

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
25/1437
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door heffingsambtenaar inzake WOZ-beschikking

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland, omdat deze niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van 30 maart 2024 tegen de WOZ-beschikking 2024. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de beslistermijn heeft overschreden en dat belanghebbende de heffingsambtenaar op 17 februari 2025 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt de heffingsambtenaar een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. De heffingsambtenaar moet binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekendmaken. Het griffierecht van € 53,- moet door de heffingsambtenaar aan belanghebbende worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 12 mei 2025 en openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/1437

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld, omdat de heffingsambtenaar volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 30 maart 2024 tegen de WOZ-beschikking 2024 voor het object aan [adres] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Belanghebbende heeft het bezwaarschrift ingediend op 30 maart 2024. De heffingsambtenaar moet op het bezwaarschrift beslissen in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen. [2] De heffingsambtenaar heeft deze termijn met zes weken verdaagd tot en met 11 februari 2025. De termijn waarbinnen de heffingsambtenaar moet beslissen is inmiddels voorbij. Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar op 17 februari 2025 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan de heffingsambtenaar worden opgelegd?
4. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar niet heeft gereageerd op meerdere verzoeken van de rechtbank (18 maart 2025 en 4 april 2025) om te reageren ten aanzien van het beroep niet tijdig beslissen.
5. Omdat, voor zover bij de rechtbank bekend, de heffingsambtenaar nog steeds geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de heffingsambtenaar dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan de heffingsambtenaar opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt dat de heffingsambtenaar een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de heffingsambtenaar. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
7. Belanghebbende heeft verzocht om een tegemoetkoming, omdat niet tijdig is beslist. De rechtbank vat dit op als een verzoek om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [3]
7.1.
De heffingsambtenaar heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De maximale dwangsom is in dit geval verschuldigd en bedraagt € 1.442,-.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat belanghebbende gelijk krijgt, de heffingsambtenaar twee weken krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de heffingsambtenaar de onder 6. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door de heffingsambtenaar al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de heffingsambtenaar op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,- ;
- stelt de door de heffingsambtenaar te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 53,- aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
M.M.I. van Dijk-Saris, griffier, op 12 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 236 van de Gemeentewet.
3.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.