Op 12 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 25/954 en 25/955. De verzoeker, afkomstig uit Curaçao, had verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot kosten die in rekening waren gebracht voor het betekenen van een dwangbevel tot betaling van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2020 en 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat er beroepen over deze aanslagen aanhangig zijn. De voorzieningenrechter heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen geen gebruik wilden maken van het recht om te worden gehoord. De rechter heeft vervolgens beoordeeld of het griffierecht, dat € 53,- bedraagt, tijdig was betaald. De griffier had verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar verzoeker heeft dit niet gedaan. Er is geen verontschuldiging voor het niet tijdig betalen van het griffierecht gegeven. Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de verzoeken niet inhoudelijk zijn beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.