ECLI:NL:RBZWB:2025:2868

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
BRE 23/9660
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 maart 2023 behandeld. De belanghebbende had op 14 september 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag Zuiveringsheffing bedrijfsruimten 2020. De heffingsambtenaar heeft dit bezwaarschrift als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank, omdat deze bevoegd was om het beroepschrift te behandelen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 8 mei 2023, terwijl het beroepschrift pas op 14 september 2023 door de heffingsambtenaar is ontvangen.

De rechtbank heeft de belanghebbende de gelegenheid gegeven om een reden voor de termijnoverschrijding te geven, maar er is geen reactie ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet heeft gereageerd op meerdere verzoeken om uitleg, en concludeert dat er geen verontschuldiging voor de termijnoverschrijding is gebleken. Hierdoor blijft het bestreden besluit in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9660

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant,de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 maart 2023. Belanghebbende heeft op 14 september 2023 digitaal een bezwaarschrift ingediend bij de heffingsambtenaar tegen de aanslag Zuiveringsheffing bedrijfsruimten 2020 met aanslagnummer [aanslagnummer]. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift aangemerkt als reactie op de uitspraak op een eerder ingediend bezwaar en het stuk als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 24 maart 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. Zes weken na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar is een algemeen erkende feestdag, namelijk 5 mei 2023. De beroepstermijn is verlengd tot de eerstvolgende dag die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 8 mei 2023.
4.1.
Het beroepschrift is door de heffingsambtenaar op 14 september 2023 ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 26 september 2023 in de gelegenheid gesteld om een reden te geven voor het niet tijdig indienen van het beroepschrift. Bij aangetekend verzonden brief van 23 oktober 2023 is belanghebbende medegedeeld dat op de eerder geboden gelegenheid geen reactie is ontvangen. Belanghebbende is voorts verzocht om binnen twee weken na verzending van deze brief alsnog een schriftelijke reactie toe te sturen. De envelop waarin de aangetekende brief is verzonden, is ongeopend terugontvangen met de vermelding “niet afgehaald; retour afzender”. Blijkens de na de retourontvangst ingewonnen informatie staat belanghebbende in de basisregistratie personen ingeschreven op het adres zoals vermeld op de brief. Bij gewone en aangetekende brieven van 12 juni 2024 is de brief van 26 september 2023 nogmaals gestuurd, nu met het verzoek om uiterlijk 26 juni 2024 te reageren. De aangetekende brief is wederom ongeopend ter griffie terugontvangen met de vermelding “niet afgehaald; retour afzender”. Bij gewone brief van 3 juli 2024 is belanghebbende voor de laatste keer verzocht te reageren, nu met een termijn tot uiterlijk 17 juli 2024. Belanghebbende is er in deze brief, en ook in eerdere brieven, op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
5.1.
Belanghebbende heeft niet gereageerd. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van G.A. Klop, griffier, op 15 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.