ECLI:NL:RBZWB:2025:2909
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en naheffingsaanslagen in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De rechtbank behandelt de naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2015 tot en met 2017. De inspecteur had aan belanghebbende naheffingsaanslagen opgelegd voor de perioden 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 en 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017, met bijbehorende boetes en belastingrente. De rechtbank oordeelt dat de eerste naheffingsaanslag ongegrond is, terwijl de tweede naheffingsaanslag gegrond wordt verklaard, met een verlaging van de omzetbelasting en de boete. De rechtbank wijst ook op de procedurele aspecten, zoals het recht op een hoorgesprek en de schending van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank concludeert dat de inspecteur de boetes terecht heeft opgelegd, maar vermindert de boete bij de eerste naheffingsaanslag. Tevens wordt een vergoeding van immateriële schade toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.