Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 mei 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende 2]uit [plaats 2] , belanghebbenden,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 9 mei 2025, worden de beroepen van twee broers tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan de broers aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 opgelegd, waarbij de hoogte van de afschrijving op pachtrechten in geschil was. De broers, die gezamenlijk een landbouwbedrijf uitoefenen, hadden bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, omdat zij van mening waren dat de afschrijving op de pachtrechten te laag was vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de aanslagen moet verminderen, omdat de afschrijving op de pachtrechten moet worden verhoogd met € 1.284 per persoon. Dit heeft als gevolg dat het belastbaar inkomen van de broers wordt verlaagd. Daarnaast wordt er een immateriële schadevergoeding van € 1.000 toegekend aan de broers wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeert dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden en dat de inspecteur de kosten van de procedure moet vergoeden.