In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2014, 2015, 2017 en 2018. Eiseres had op 16 mei 2024 bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van 20 april 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn van verweerder is overschreden. De rechtbank wijst erop dat verweerder uiterlijk op 26 augustus 2024 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiseres heeft verweerder op 18 februari 2025 in gebreke gesteld, en sindsdien is er geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 53,- en proceskosten van € 453,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.